Foto: Louis van de Vuurst joviaal op mijn schouders worden geslagen en door de andere, uit pure afgunst, hard op mijn ogen. Toen met mijn broer en mijn vader had ik niet durven vermoeden dat ik de man van dat onwaarschijnlijke doelpunt tegen Haarlem vijftien jaar later een hand zou geven, hem zou interviewen en dat ik, wie weet, met hem op de foto zou gaan. Een leven zonder held is een zinloos leven. Ik moest niet vergeten dat mijn onderwerp mijn held was. Het filmpje was klaar. De figuranten gingen een voor een met hun en mijn idool op de foto. Konden ze aan hun kinderen vertellen dat ze ooit met de beste voetballer ter wereld op de foto waren geweest. Eindelijk zaten we op de plek van het interview: de koninklijke loge, waar volgens Koenders een dag eerder Italiaanse hoogwaardigheidsbekleders nog twee keer hun hoofd hadden gestoten tegen het te lage dak. Voor de eerste vraag snelt een jongeman op onze tafel toe. 'Mag ik u even een hand geven?' vraagt hij met grote ogen. 'Natuurlijk,' zegt Cruijff vriendelijk. 'Ziet u,' zegt de jongeman, 'ik kom u nu voor het eerst in levenden lijve tegen. En waarschijnlijk voor het laatst ook.' 'Dat moet dan aan jou liggen,' zegt Cruijff lachend. Is er naast de drang tot klinische explicatie van het verlies tegen Juventus ook nog ruimte voor pijn in het Ajax-hart? Cruijff: 'Jazeker. Als je de wedstrijd objectief beschouwt, moet je vaststellen dat de Italianen beter waren. Ze speelden mooi voetbal. Maar het is jammer dat je de boot mist als je zo dicht bij de finale bent van een Europa-Cuptoernooi. Dat maak je niet ieder jaar mee. Ajax heeft niet gedaan wat het doen moest. En juist daarom is het pijnlijk. Verdriet voel ik niet, maar ik krijg wel de pest in als niet alles eruit gehaald wordt wat erin zit.' Je hebt door de jaren heen een haat/liefde verhouding gehad met Ajax. Welk gevoel overheerst op dit moment? Cruijff: 'Zo moet je het niet zien. Ik heb met Ajax helemaal geen haat/liefde verhouding. De liefdesverhouding is er altijd geweest en zal er altijd blijven. Ik ben een Ajacied. Als kleine jongen heb ik jaren in de catacomben van de Meer rondgelopen. Ik kende elk hoekje van het stadion. De geur heb ik jarenlang opgesnoven. Toen ik drie werd, kreeg ik van oma Kee Draaijer een Ajax-tenue dat zij zelf had gemaakt. Of ik daarin ook inderdaad heb geslapen? Dat zou heel goed kunnen. Voor mij betekende dat eerste tenue heel veel. Zoals dat voor elk kind iets AJAX MAGAZINE APRIL 1997

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1997 | | pagina 166