vervloekt als hij er wel is. Het zal te maken
hebben met de eigenwijsheid, die Cruijff
tot een vaardigheid heeft verheven.
Een man begint zich voor mijn terras te
ontkleden. Het hemd gaat uit en zonder
aarzeling ook de pantalon. Ik schat de man
eind veertig. Het hoofd is van een
bankemployée; het lichaam is goed
getraind. De string die het hele zaakje bij
elkaar houdt, is echter een regelrechte
aanfluiting. Bijkans naakt hoelahoept hij
met een hoepel waaraan drie brandende
fakkels zijn bevestigd. De man met de
mondharmonica kijkt meewarig naar de
hoeveelheid geld die zijn collega met zijn
non-act ophaalt. Je ziet hem denken:
'Echte kwaliteit wordt tegenwoordig niet
meer gewaardeerd. Als het maar ranzig is
en plat, dan vreet het volk het wel.' Ik lees
in Hard Gras een verhaal dat Godfried
Bomans in 1971 voor Elsevier schreef.
Daarin vraagt hij zich af hoe het kan dat bij
Cruijff denken en doen zo onwaarschijnlijk
kort op elkaar volgen. Bomans suggereert
het vermogen van Cruijffs armen en benen
om te denken, hetgeen bij mij de associatie
oproept met een wonderlijk bericht in de
krant van eerder die week, waarin
Amerikaanse wetenschappers hebben
aangetoond dat het vrouwelijke orgasme
zich via andere zenuwbanen naar het
hoofd spoedt dan die zich in het
ruggemerg bevinden. Misschien was het bij
Cruijff ook wel zoiets. Maar als onderwerp
voor het interview leek ook dit minder
geschikt.
Held
Nog maar een Jack Daniels, zonder ijs. Zou
het te gemakzuchtig zijn om het over de
mooiste goal aller tijden te hebben? Niet
die lob van 2 januari 1972 over Ton Thie,
die ik overigens alleen van televisie ken.
Een prachtig doelpunt, maar het werd
gemaakt door de zelfdenkende benen van
Cruijff, die op dat moment niet onder
druk stonden. Mijn doelpunt aller tijden,
eveneens alom bejubeld, heb ik met eigen
ogen gezien. Het was bij de rentree van
Cruijff tegen Haarlem. Daar stonden de
benen onder druk. Ik weet nog dat ik
samen met mijn vader en mijn broer
Marcel naar de wedstrijd ging. We hadden
op het laatste moment besloten toch maar
te gaan. In de rij voor de loketten werden
louter schampere opmerkingen gemaakt
over de bejaardensoos die Ajax kennelijk
was. Maar dat er een rij voor de
stond, tekende de hoop en de
1 van het Ajax-publiek. Het
lang voordat we de trap op konden
de staantribune op stadszijde. De
__j minuten van de wedstrijd stonden
klem op weg naar boven en was het
enige uitzicht een blauwe hemel. Juist toen
Cruijff de bal over Metgod sijbelde stonden
we goed. In de baan van het schot ging
onze verbazing. We stonden zozeer als
haringen in een ton, dat we bij het juichen
niet eens onze armen ten hemel konden
heffen. Ik zag volwassen mannen dikke
tranen huilen van geluk.
'You'll never walk alonezingt het
terrasbezoek op het Rembrandtplein. Ooit
was ik ook zo'n supporter. Als zij eens
zouden weten dat ik morgen Johan Cruijff
ging interviewen... Ik zou door de helft van
de aanwezigen, uit puur enthousiasme,
1 R7