Het mooiste niet-gescoorde doelpunt van Frank Rijkaard Het moment van Chris Willemsen Dit gaat geen waardig afscheid van zijn internationale carrière worden. Er is al een hele helft voorbij en hij, Frank Rijkaard, heeft alleen maar gaten gedicht. Gesprint, gegleden, geschreeuwd. Meer heeft hij in het eerste bedrijf niet kunnen doen. Geen enkele keer heeft hij een aanval kunnen opzetten. Hij is niet eens op de andere helft kunnen komen. Kort voor rust verspeelde hij ook nog eens onhandig de bal aan Massaro, waardoor Simone de kans kreeg om Milan op voorsprong te zetten. Godzijdank spatte de kogel van de man met de witte schoenen uiteen op de vuisten van Van der Sar. Waarom loopt het vanavond niet? Van de 46 dit seizoen gespeelde wedstrijden ging er slechts eentje verloren: 8 maart, Olympisch Stadion, Feyenoord, 1-2, Obiku, sudden death. Voor het overige speelde Ajax een heel seizoen de klinkers uit de straten. Maar waarom komt het vanavond dan geen tel in z'n spel? Zijn het de shirts? Milan speelt in het wit, terwijl de uitmonstering van Ajax doet denken aan het nieuwste smaakje van De Betuwe: bosbessenzwart met vleugjes kersenrood. En in zo'n shirt moet hij met zijn vijftien jaar internationale ervaring proberen om serieus te worden genomen. Het kan ook aan het stadion liggen. Dat wil zeggen, aan de naam van het stadion. Dat heette vijf jaar geleden nog Prater, toen hij met Milan met 1-0 won van Benfica en nog het enige doelpunt maakte ook. Maar nu heet het stadion naar Ernst Happel, en dat was niet bepaald een Ajax-fan. Misschien komt het door Van Gaal, die tactisch toch tekort schiet tegen Capello. Die tweemaal 2-0, eerder dit seizoen in Amsterdam en Triest, stelden niets voor. Capello deed toen maar wat. Milan was nog niet warm. Baresi schoot zelfs in eigen doel. Maar vanavond, nu het er echt om gaat, leest Capello zijn Amsterdamse collega de les: met een bredere veldbezetting, een snellere balcirculatie en het isoleren van Ronald de Boer en Litmanen, de twee hartkamers van de ploeg, schakel je Ajax heel simpel uit. En Van Gaal? Ach, Van Gaal. Die zit in de dug-out stommetje te spelen en zijn meerdere te erkennen. Ja, zojuist vestigde hij even de aandacht op zich met een karatetrap, bedoeld als nabootsing van Desailly, die met een ietsje te hoog geheven voet de adamsappel van Litmanen had geschampt. In de rust probeert Rijkaard met een donderspeech zijn jonge metgezellen wakker te schreeuwen, maar als hij het veld betreedt voor de tweede helft, ziet hij meteen dat het niets geholpen heeft: al in de eerste minuut botsen Van der Sar en Frank de Boer op elkaar, waardoor Desailly de bal zomaar in het lege doel kan koppen. Maar de Ghanees ziet de bal tot zijn schrik over de lat zeilen en hoort op hetzelfde moment een scherp rinkelend geluid, dat van alle kanten op hem afkomt en steeds harder door het stadion galmt. Het is de collectiviteitswekker van Van Gaal. Het is het teken dat de godenzonen moeten opstaan en een vuist moeten maken. Ze gooien de dekens van zich af. Rekken zich uit. Nemen een koude douche. Drinken hun glaasje jus d'orange leeg. Lepelen hun bakje muesli uit. Stoppen vuur in hun schoenen. En lopen zich de rest van de tweede helft de longen uit het lijf. Milan komt er niet meer aan te pas. Ajax speelt opeens met dertig man. Costacurta begint zachtjes te huilen. Maldini doet het in zijn pantaloni. Panucci en Albertini vragen om een wissel. De oude eik Baresi wordt verzaagd tot open-haardhout. Donadoni overweegt euthanasie. En Capello? Ach, Capello. Die heeft het stadion al verlaten en is op weg naar una psichiatra. Tegen een Ajax dat in zichzelf gelooft, is geen kruit gewassen. Dat ondervond hij in 1973 als speler van Juventus, dat krijgt hij nu ook hier in Wenen ingepeperd. En alles, elke aanval loopt via die ene schijf die zoveel meerwaarde heeft: Frank Rijkaard. Hij is na de misser van Desailly degene geweest die de wekker heeft laten afgaan. Zijn imposante gestalte bestrijkt het gehele veld. Hier staat Ajax. Hier staat de zoon van Télamion, de koning van Salamis. Hier staat de vleesgeworden Trojaanse oorlog. Hier staat de godheid in wie zelfs Odysseus zijn meerdere moest erkennen. En dan, met nog vijf minuten te spelen, acht hij de tijd rijp voor de genadestoot. In zijn 63ste en laatste Europa-Cupwedstrijd

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1997 | | pagina 140