Dankzij de in een wonderlijk goede vorm
verkerende Ajax-doelman Bertus Hoogerman lukte
het Blauw Wit op 26 april 1964 niet om te scoren
en won Ajax de wedstrijd met 1-0.
Foto: Ampho
Vaste bespelers van het Olympisch stadion waren
Blauw Wit en DWS. Vooral met DWS vocht Ajax
prachtige derby's uit. Tijdens een van deze
krachtmetingen in de jaren zestig kan Gert Bals de
bal tot opluchting van Frits Soetekouw (links) en
Wim Suurbier op tijd onderscheppen. Bij dit soort
wedstrijden met grote publieke belangstelling
werden onder de rondingen van de wielerbaan
noodtribunes opgericht.
Foto: RBP/Sterk
Beladen duels
Blauw Wit, de club uit de Kinkerbuurt, was
nooit zo succesvol als Ajax en bovendien
niet altijd in dezelfde afdeling als Ajax
ingedeeld; beide clubs speelden in
competitieverband dan ook wel eens jaren
niet tegen elkaar. Was dat wél het geval dan
trokken de altijd beladen duels
tienduizenden bezoekers.
In 1930 troffen Ajax en Blauw Wit elkaar
in de kampioenscompetitie tweemaal in
het Olympisch stadion. De 'thuiswedstrijd'
van Ajax eindigde in 0-0, uit werd het 1-0.
Door dit verlies verspeelde Ajax het
kampioenschap, ondanks twee zeges op de
latere kampioen Go Ahead.
De meest historische duels tussen 'De
Zebra's' en Ajax vonden in de jaren vijftig
en begin jaren zestig plaats. Op 14 oktober
1951 boekte Blauw Wit een 4-0 zege op
Ajax. De overwinning op een nog
ongeslagen Ajax was op dat moment de
eerste competitiezege van Blauw Wit.
Grote man bij Blauw Wit was de
middenvoor Piet Koekebakker, de 'Sjaak
Swart' van Blauw Wit. Deze clubman
scoorde die middag tweemaal en zoals het
een held betaamt, haalde hij het einde van
de wedstrijd niet. Hij was onbesuisd op
Ajax-doelman Aad Visser ingelopen en had
zichzelf aan de elleboog geblesseerd.
Blauw-Witters jenden Ajacieden met deze
mop: Blauw Wit heeft één Koekebakker,
Ajax heeft er elf.
Als het nodig was werkten Ajax en Blauw
Wit ook uitstekend samen. Vanaf 1935
organiseerden de clubs samen jaarlijks het
populaire tweedaagse Paastoernooi. De
openingsdag werd in de Meer gespeeld, de
slotdag in het Olympisch stadion.
Op 2 april 1953 speelde men een
benefietwedstrijd voor de slachtoffers van
de watersnoodsramp in Zeeland. De uitslag
(1-0 voor Ajax door een goal van Gerard
Bruins) was net zo karig als de recette. De
4475 toeschouwers zorgden voor een
opbrengst van 5126 gulden.
Een jaar later kreeg het Olympisch stadion
er in de vorm van de nieuwe, voormalige
'wilde', profclub BVC Amsterdam een
tweede vaste bespeler bij.
Zwarte Schapen
Op 19 mei 1957 kon Ajax tegen BVC
Amsterdam, bijgenaamd de Zwarte
Schapen, de eerste kampioen van de
nieuwe eredivisie worden. Amsterdam,
met oud-Ajacied Hans Boskamp in de
gelederen, kwam met 1-0 voor door een
treffer van Weenink. Vijftigduizend
toeschouwers zagen Ajax na de rust het
kampioenschap veilig stellen. Loek den
Edel maakte gelijk, waarna Piet van der
Kuil en Willy Schmidt met ieder twee
doelpunten de zaak afmaakten. Ajax was
landskampioen.
BVC Amsterdam was geen lang leven
beschoren. In 1958 fuseerde het met DWS,
of beter gezegd: werd het door DWS
opgekocht. Het Olympisch stadion kreeg
een nieuwe inwoner: DWS/A, in 1962
teruggebracht tot DWS.
Tussen 1954 en 1965 kende DWS zijn
grote bloeitijd. Op 27 mei 1954 zag een
uitverkocht Olympisch stadion hoe DWS
in een beslissingswedstrijd tegen Ajax met
5-2 kampioen van de eerste klasse A werd.
In 1963 promoveerde DWS naar de
eredivisie om het seizoen erop meteen
landskampioen te worden, ondanks een
nederlaag (0-3) en een gelijkspel (1-1)
tegen Ajax, allebei in het Olympisch
stadion. De belangstelling voor de duels
tussen beide rivalen was zo groot, dat Ajax
zijn thuiswedstrijden tegen DWS in die
jaren geregeld in het Olympisch stadion
afwerkte. Halverwege de jaren zestig was
11Q