Maak plaats voor 1997
Column
Ach, vaarwel, vermaledijd jaar 1996.
Twaalf maanden geleden ontvingen wij je met zoveel hartelijkheid,
zoveel omarmende liefde, ondanks de weemoed waarmee wij toen
afscheid namen van negen en vijf.
Zo zoet het had moeten zijn, zo bitter werd het. Vertoornde
voetbalgoden? Vanaf de eerste balomwenteling dreven zij spiezen
door onze bast. In Israel werd de eerste nederlaag geboren en het
voorbeeld kreeg navolging. In Tilburg vond Ajax zijn eerste
Waterloo in de competitie sinds... het leek wel eeuwig. Was de
ontvangst in januari niet liefdevol genoeg, wenste u meer?
Onoverwinnelijkheid? 1996, u lachte erom, schuddebuikte, hield
het hoofd vast van het lachen. Dankzij de vereende krachten
pakten wij de Super Cup. Op het podium in het ijskoude
Olympisch stadion juichten jonge voetballers die de medailles van
de echte groten niet uit handen gaven. De spelers die aan de basis J
van het Grand Slam stonden, keken geblesseerd toe en voelden nog
meer pijn in hun hart omdat die medaille, hoe symbolisch slechts
ook, aan hen voorbij ging. Was het een teken aan de wand dat die
medailles niet bij de juiste mannen terecht kwamen? Hadden wij
dat teken moeten begrijpen?
door David Endt
Niettemin, met vereende krachten grepen wij de landstitel. Er werd
bloed gegeven en zweet en er werden tranen geplengd en er werd
slecht gevoetbald. Maar het kampioenschap wonnen we. Zomerse
lentedag op de rand van april en mei. Indringender dan het torsen
van de schaal was het vaarwel van drie getrouwen. Later volgden
twee Nigeriaanse Ajax-zonen de lokroep van het nog grotere geld
dat in het buitenland ligt. Dat sloeg blutsen in de rood-witte
carrosserie, er kwamen krassen in de lak. En ook toen Ajax niet in
rood en wit speelde maar zich in oranje oorlogskleuren schilderde,
bleef de averij aanhouden. Geld werd als bron van tweespalt
gebruikt en het snode plan lukte bijna volledig. U benevelde
mensenkinderen die het ontwend waren te verliezen en het winnen
te gewoon waren gaan vinden. En die vergaten dat hun roem en
rijkdom ontstaat op het veld.
Vermaledijd 1996. Kon u op de helft van het seizoen niet
ophouden te plagen en te pesten? Moest u voortgaan,
onverminderd, kwaadaardiger nog dan voorheen? Hoorde ik uw
ironische lach bij het zien van anderen die u uw ondermijnende
werk met graagte en gefrustreerd kannibalisme uit handen namen?
De speldeprikken van voorheen werden degenstoten. Degenstoten
in de ledematen van ridders van het groene veld. Een blessure hier,
een kwetsuur daar. Het kon niet op. Hield u niet van ons nieuwe
huis, 1996? Was het te groot, te overweldigend, stak het u naar de
kroon? In september wenste ik al dat 1996 zich zou begraven,
hoopte ik op de gelukkige zeven achter uw eerste drie cijfers. Hoe
volgaarne had ik u veel eerder dan uw tijd vaarwel gezwaaid.
Zonder traanbevlekte zakdoek maar met een heimelijk hoezee.
Bijna alles nam u ons af, 1996. Slechts een prestatie die door ware
godenzonen kon worden geleverd, sloeg de brug naar de
verwachting van 1997. Deed u een oogje toe, vond u het wel
genoeg zo? Of werd u verrast door de overlevingsdrang?
Vaarwel, vermaledijd 1996. Ga snel heen en laat u niet meer zien.
Toch ook bedankt, want het was in veel opzichten een leerzaam
jaar. Wij leerden de echte vrienden kennen. En de sluipende gang
van de vijanden, waarvan wij wisten dat zij er waren maar die
voorheen vermomd grommend rondgingen, hebben wij doorzien.
En wij hebben herleerd dat vechten en strijden de basis vormen
voor het succes. Dat het zachtjes glijden op de wolken van de roem
geen prijzen oplevert.
1996, ga heen. Open de poort, ontsnap en maak plaats voor negen
en zeven. Wij zullen nog wel aan u denken. Maar wij zullen u niet
missen. Ga heen en laat u niet meer zien.
1997, kom binnen. Zit bij ons aan tafel, er wordt een bord bijgezet
en een stoel bijgeschoven. Ontvang onze verwachtingsvolle liefde!
AJAX MAGAZINE JANUARI 1997