Nederlandse Sportbibliotheek in 'Lucky Ajax' eveneens. Het is wat on grijpbaarder, minder concreet dan de rest van het boek. Het behandelde personage zal er debet aan zijn. Piet Keizer is een fenomeen. Maar je kunt Piet Keizer niet harder treffen dan door hem een fenomeen te noemen. Tegen wil en dank kreeg hij dat label opgeplakt; werd zijn persoon opge blazen tot mythische proporties. Iedereen heeft recht op z'n eigen waarheid, zegt Piet Keizer. Iedereen heeft ook het recht die waarheid naar buiten te brengen. Of erover te zwijgen. Keizer heeft er geen behoefte aan dingen op te rakelen, wil ook niet na trap- pen. 'Ik heb vreugde beleefd aan wat ik heb gedaan; ik beleef er geen vreugde aan dat ik dat nu nog moet meedragen. Ik wil niet de vroegere linksbuiten Piet Keizer zijn, maar gewoon: Piet Keizer.' Van bei den wordt in 'Piet Keizer - Vogelvrij' een overtuigend beeld geschetst, waarbij on derwerpen als de moeizame relatie met Ri- nus Michels, de kwestie van het aanvoer derschap, de 90 speelminuten op het WK van 1974 en het plotselinge besluit om te stoppen niet gemeden worden. En verder ontrolt zich de geschiedenis via de herinneringen en de anecdotes van de hoofdpersonen. Via Klaas Nuninga, die graag had gezien dat Michels niet alleen naar het collectieve belang had gekeken, maar ook naar het individuele. 'Ik had voor tien procent m'n vraagtekens over zijn aanpak.' Na de verloren finale van '69 behoorde Nuninga tot het groepje spelers dat weg moest. Zelf vond hij dat de tijd om te vertrekkèn nog lang niet was aangebro ken. Als profspeler had hij er geen moeite mee dat hij moest wijken voor een jongere als Gerrie Mühren, maar dat hij pas in juni van dat jaar daarvan op de hoogte werd ge steld, vindt hij nog steeds 'niet netjes'. Ajax deed Nuninga over aan DWS en schreef hem een dankbrief, waarin vooral zijn kwaliteiten als 'ambassadeur van de voet balsport' werden geroemd. En als hij ooit een toegangskaartje voor Ajax wilde, hoef de hij maar te bellen. Toen hij dat een paar maanden later deed, was de liefde tussen hem en Ajax snel bekoeld. Of hij, met zijn baan bij de gemeente, zelf geen kaartje kon kopen? Maar zoiets slijt, wat blijft zijn de mooie herinneringen aan een voetbaltijd bij een club, waar hij tegenwoordig in de ledenraad zit. Voort gaat het, via Wim Suurbier, die na een opzichtige overtreding door de scheidsrechter tot kalmte gemaand werd en, wetend dat hij niet te verslaan was als hij zijn vlotte tong gebruikte, antwoordde: 'Sorry scheids, beter kan ik niet.' Zijn maatje Ruud Krol ('Schnabbel en Babbel') herinnert zich de soms keiharde onderlin ge grappen. 'Er zijn zeker jongens geweest die het daar zwaar me hadden. Maar ie mand als Ruud Geels heeft de humor van Wim Suurbier en mij te serieus opgevat. Ruud is een gevoelige jongen. Een fantasti sche doelpuntenmaker ook. Maar er was altijd een periode dat hij niet scoorde. Dan lagen de grappen snel klaar.' De jaren zeventig worden verder in beeld gebracht door de portretten van Jan Mul der, Pim van Dord, Ruud Geels, Dick Schoenaker en Simon Tahamata. De slot- accoorden worden verzorgd door twee re presentanten van de jaren tachtig, Wim Kieft en Frank Rijkaard. De laatste had in het huidige decennium nog een twee jaar durend cadeautje in petto voor de club, waar hij op vrijdag 25 september 1987 ver trok met de legendarische woorden 'Krijg toch de kolere met je eeuwige gezeur'. Die waren gericht tot Johan Cruijff. Rijkaard voelde dat hij beter een andere weg kon inslaan. 'Mijn eigen weg, een weg waarvan ik al lang wist dat het de juiste was.' De kentering was gekomen op 7 november 1984, toen Ajax in Praag de tweede wed strijd in de tweede ronde van de Uefa Cup speelde tegen Bohemians. In de verlenging werd niet gescoord, Bohemians won de wedstrijd vanaf de penaltystip en Ajax was voor de vijfde achtereenvolgende keer in de eerste of tweede ronde van een Euro pees bekertoernooi uitgeschakeld. Rijkaard had slecht gespeeld, was afwezig geweest en hij wist het. Het werd een loutering. Vanaf dat moment werd de straatvoetballer en getalenteerde 'kwakkelvoetballer' een door prestatiedrang gedreven prof. Het beteken de ook het besef dat motivatie alleen uit hemzelf kon komen en dat trainers daar weinig mee te maken hadden. Johan Cruijff, die Rijkaard tegen zijn zin aanvoer der maakte en vervolgens overlaadde met kritiek, heeft het geweten. Cruijff zelf komt in Lucky Ajax niet aan het woord (evenmin als 'andere Johan', die zich gezien zijn prominente aanwezigheid bij de sluitingsceremonie van de Meer in middels niet langer minder dan een Zwit sers stuk vee schijnt te voelen). Herhaalde verzoeken van de auteur om mee te werken werden niet gehonoreerd. Troost voor hen die niets over oud- Ajax willen lezen waar in Johan Cruijff niet voorkomt: ook zonder zijn deelname speelt fenomeen Cruijff een prominente rol in vrijwel alle interviews. Rik Planting: Lucky Ajax, de eregalerij. Thomas Rap, Amsterdam, 25,00. 220 AJAX MAGAZINE JANUARI 1997

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1997 | | pagina 220