Lucky Ajax,
de eregalerij
nederlandse
Rik Planting
Sportbibliotheek
speelde, vooral herinnerd als profspeler bij
Lille en Fortuna '54. Toch kwam hij nog
eens terug bij Ajax. Eind 1984 vroeg voor
zitter Ton Harmsen Van der Hart, die in
middels al twintig jaar trainer was, of hij
'iets' met de jeugd wilde komen doen.
Daarmee zou de cirkel rond zijn en dat
leek de 57-jarige wel wat. Het werd een te
leurstelling. Johan Cruijff, intussen aange
steld als technisch directeur, reorganiseer
de de club en bedacht het systeem van de
roulerende trainer. Van der Hart kreeg niet
alleen de jeugd toegewezen, maar moest
zich ook bemoeien met de amateurs, het
tweede en eerste elftal. 'Mooi werk, maar
het was niet volgens de afspraken.' Van der
Hart hoefde, op zijn leeftijd, niet meer zo
nodig op dinsdagavond met het tweede elf
tal naar Limburg af te reizen. Na twee jaar
leek een ander ideetje van goeroe Cruijff
uitkomst te brengen. Ajax ging een verbin
tenis aan met het in de eerste divisie weg
kwijnende Telstar als 'satellietclub', waar
Van der Hart het 'leerproces' ging begelei
den. Ook dat werd een mislukking. Van sa
menwerking tussen Ajax en Telstar is het
nooit gekomen en Van der Hart voelde
zich 'weggeduwd'. Na een jaar hield hij het
voor gezien. En toch, het is met Van der
Hart als met zovelen. Het afscheid mag
minder fraai zijn geweest, het Ajax- gevoel
is er onaangetast door gebleven. 'Ik voel
me nog steeds verbonden met die club,'
zegt Van der Hart. De behoefte om er de
deur plat te lopen heeft hij niet, maar
Lucky Ajax heeft hem dichter bij de club
gebracht. 'Als ik bij Ajax kom is iedereen
altijd even aardig voor me.'
Leven als een grootvorst
Het boek over Lucky Ajax vervolgt zijn weg
door de geschiedenis van de club via Ger
van Mourik ('Ik was geen natuurtalent. Al
tijd een zeven, nooit een negen. Ik heb het
op mijn karakter, met mijn leefwijze ge
red.'), de rechtsback, die 352 wedstrijden
en één doelpunt op zijn naam bracht; via
de erfelijk belaste Wim Anderiesen jr en de
dubbelkunstenaar (naast voetballer ook
basketballer) Piet Ouderland, die door zijn
drie doelpunten tegen het Oostduitse Wis-
mut en het grote Vasas Budapest in het sei
zoen 1957-'58 - het eerste jaar dat Ajax Eu
ropa-Cupwedstrijden speelde - Europees
topscorer was. 'Voor even dan. maar wel
samen met Gento en Di Stefano, ha.'
Met Sjaak Swart dient een nieuwe generatie
zich aan. Sjaak Swart, het voetbaldier, die
nu zegt: 'Ik heb een leven als een groot
vorst.' Wijsheid is er gekomen met de ja
ren; het vermogen te relativeren niet. Nog
is z'n verontwaardiging oprecht over die
wissel in de rust van Ajax' Europa-Cupfi-
nale tegen Panathinaikos. Ook al is het een
kwart eeuw geleden dat hem dat onrecht
werd aangedaan. Want, zegt hij, hij speelde
helemaal niet slecht toen; van hem kwam
juist alle gevaar. 'Michels wilde niet verlie
zen. Hij was bloednerveus. Hij zou naar
Barcelona gaan en wilde dat per se doen
met een Europa Cup. Toen we maar op die
1-0 bleven staan, gooide hij er snel twee
verdedigers in.'
Zijn liefde voor het spel werd er niet min
der door. Sjaak Swart is het voetbal zelf, zei
Johan Cruijff eens. Nog speelt hij jaarlijks
zo'n honderd wedstrijden; voor Lucky
Ajax, bij de amateurs van Zeeburgia, in het
artiestenelftal. Nog steeds wordt hij her
kend, deelt hij handtekeningen uit. Mister
Ajax doet het met plezier. Het hoort erbij,
net als het geven van interviews. 'De spe
lers van nu zouden echt wel wat meer hun
best mogen doen om met pers en publiek
te praten.' Iedereen heeft z'n rol, zegt
Swart. Voetballers voetballen, journalis
ten schrijven erover, het publiek betaalt
geld om een goede wedstrijd te zien. En het
is logisch dat erover gepraat moet worden.
Ook voor Ton Pronk, de centrumverdedi
ger en middenvelder met 337 wedstrijden
achter zijn naam, tegenwoordig hoofd
scouting van Ajax, geldt dat niets zijn
clubliefde vermag aan te tas- ten. Daarvan
getuigen uitspraken als 'Het Ajax-gevoel is
bij mij zo diep geworteld, dat ik vervelende
gebeurtenissen met de mantel der liefde
bedek' en 'Zelfs het onrecht dat me is aan
gedaan, heeft m'n Ajax-gevoel niet gebro
ken.' En onrecht °s hem aangedaan, maar:
het was niet de cl£b Ajax die hem, als 28-
jarige, begin juni 1969 afserveerde. Ajax
had juist de Europa-Cupfinale met 4-1 ver
loren van AC Milan. Pronk had dat seizoen
vrijwel alle wedstrijden gespeeld, stond
amper een maand eerder nog in het Neder
lands elftal, had in de kwartfi- nales tegen
Benfica de grote Eusebio onzichtbaar ge
maakt, en toch moest hij op zoek naar een
andere club. Dat hij in de finale geen vat
kreeg op de weergaloze Gianni Rivera had
meer te maken met het falen van geheel
Ajax, dan van Pronk persoon- lijk. Pronk
moest weg vanwege een conflict met Rinus
Michels, dat zijn oorsprong had in de uit
schakeling door Dukla Praag in maart
1967. Na de spectaculaire winst op Liver
pool (5-1 en 2- 2) werd Ajax in de kwartfi
nales van de Europa Cup I schlemielig
uitgeschakeld. De thuiswedstrijd was
geaindigd in 1-1. Uit werd, na een 1-0
voorsprong, met 2-1 verloren door een
eigen doelpunt van Frits Soetekouw en een
door Pronk veroorzaakte penalty. De zon
debokken werden in de eerstvolgende
competitie- wedstrijd vervangen door
Barry Hulshoff en de pas aangekochte
Velibor Vasovic. Soetekouw vertrok, Pronk
vocht zich terug in de hoofdmacht. Na de
verloren finale kwam Michels tot het in
zicht dat Ajax harder moest gaan spelen
om mee te kunnen doen met de internatio
nale top. Ben Muller, Klaas Nuninga, Theo
van Duivenbode en Ton Pronk pasten niet
in de nieuwe opvatting. Zeven jaar later
was Pronk alweer terug bij de club waar hij
steeds lid van gebleven was. Tomaslav Ivic
stelde hem aan als scout, en dat is Pronk,
na een kortstondige onderbreking, als
hoofd scouting en met een verbintenis
voor 'onbepaalde tijd' nog steeds.
Fenomeen
Een apart verhaal is Piet Keizer, en dat is
het aan de linksbuiten gewijde hoofdstuk
AJAX MAGAZINE JANUARI 1997
219