Geschiedenissen van
gelukkige Ajacieden
Boek
door Michel Sleutelberg
De winterstop is aangebroken en zal dit seizoen langer duren dan in voorgaande jaren het geval
was. Voor wie tussen het schaatsen en de andere wintersporten door toch nog wat met Ajax van
doen wil hebben, biedt het onlangs verschenen 'Lucky Ajax, de eregalerij' soelaas. Het boek geeft
een geschiedenis van de club vanuit het gezichtspunt van de persoonlijke verhalen van twintig
oud-eerste-eiftalspelers.
Nederland, wordt vaak gezegd, behandelt
zijn grote voetballers van het verleden met
weinig respect. Oud- internationals hebben
recht op een kaartje voor wedstrijden van
het Nederlands elftal, maar krijgen van de
voetbalbond een onoverdekte plaats in een
zijvak toegewezen. Ook nogal wat oer-Aja
cieden voelden zich bij het actuele Ajax
niet op hun plaats. Zo liet Johan Neeskens
enkele jaren terug, in een interview dat
Hugo Camps met hem had voor Elsevier,
weten dat een Zwitserse boer zijn vee net
ter behandelt dan Ajax zijn oud-spelers.
Om de voormalige eerste-elftalspelers meer
bij de club te betrekken werd op 1 decem
ber 1992 Lucky Ajax opgericht. Hoofdzaak
voor de vereniging van oud-spelers is met
oude gabbers gezellig bij elkaar komen, te
genieten van een wedstrijd van Ajax of,
voor de jongere ouderen, af en toe tegen
een balletje te trappen. Ooit gelukkig bij
Ajax, nu gelukkig bij Ajax. Wat hen bindt
is het na al die jaren nog even sterk aanwe
zige als mysterieuze 'Ajax-gevoel'.
Lucky Ajax heeft ongeveer zestig leden.
Twintig daarvan komen in Rik Plantings
Lucky Ajax, de eregalerij aan het woord.
De twintig (voetbal)levensverhalen vertel
len bij elkaar een boeiende geschiedenis
van de club, van de naoorlogse amateurtijd
tot de periode van de recente successen.
Tegelijk wordt duidelijk wat de kracht van
Ajax is: clubliefde. Ajax is een instituut, een
exportproduct, maar bovenal een vereni
ging van mensen met een uitzonderlijk
voetbaltalent. Die mensen behouden ken
nelijk altijd een warm plekje in hun hart
voor de club, zelfs als er ook minder leuke
herinneringen zijn. Dit geldt althans voor
degenen die lid geworden zijn van de oud-
spelersvereniging, bij wie een dergelijk ge
voel van verbondenheid te verwachten is.
In zoverre geeft het boek misschien een in
de richting van het rooskleurige vertekend
beeld, maar de getuigenissen van clubliefde
onder de oud- Ajacieden zijn te massaal
om eraan voorbij te kunnen gaan.
Pianospelen
Met het eerste verhaal van het boek, dat
van Jany van der Veen, is het al meteen
raak. Van der Veen, ruim zestig jaar lid van
Ajax, is een van de velen die na hun actieve
voetballoopbaan terugkeerden bij Ajax om
er een of andere bestuurlijke of technische
functie te vervullen. Ajax is zijn club. Al
sinds 1934. Eerst als speler, later als trainer
van de jeugd en de amateurs, tegenwoordig
als scout. En dat terwijl hij zich in 1934
niet eens als lid wilde aanmelden. Daar
miste hij de flair voor, zegt hij. Ajax vond
hij een 'kapsonesclub'. Hij wilde naar
Blauw Wit, maar daar stak Henk Twelker,
eerste-elftalspeler bij Ajax en trainer bij
zijn club Animo, een stokje voor. Hij nam
Jany mee naar 'meneer Reynolds', de le
gendarische Ajax-trainer, door wie hij
werd aangenomen. Van der Veen speelde
tot 1948 116 wedstrijden voor Ajax, ont
dekte in zijn periode als jeugdtrainer
(1958-1965) Johan Cruijff en werd in 1985
door Cruijff teruggehaald als scout. En in
minder dan geen tijd loodste Van der Veen
spelers als Rob en Richard Witschge, Aron
Winter, Marciano Vink, Frank en Ronald
de Boer, Edgar Davids, Nordin Wooter en
Dennis Schulp de club binnen. Spelers
scouten, zegt hij, is als pianospelen, 'dat
heb je in je, of niet'. En, bescheiden als hij
is: 'Ik heb die dingen, geloof ik, altijd wel
goed gezien. Althans, ik denk dat ik geen al
te grote blunders heb gemaakt.' Natuurlijk
weet hij dat hij met zijn ontdekkingen flink
wat geld heeft verdiend voor Ajax. 'Zoiets
216
AJAX MAGAZINE JANUARI 1997