Of hij kan voetballen vraag je je niet Het moment van Egbert Jan Riethof Van boven af valt een zwaar object over me heen. Wat donder, een lichaam! Een onvergetelijk moment. Horizontaal komt het aan en het klapt in de onderbuik dubbel over mijn schouder. Het lichaam behoort aan iemand die een lekker gewicht te torsen heeft. Mijn zestienjarig skelet besluit het niet te pikken en zijgt ineen. Traag val ik, eigenaar van het skelet, voorover. Samen met en verstrengeld in het gevallen lichaam stort ik op twee andere lijven die gehoorzaam meegeven. Onder aan de Diemenzijde vormen we een mêlee van rompen en ledematen. Vlak naast mijn oorlel klinkt een snerpende gil. Een onvergetelijk moment. Hier moet iets aan de hand zijn. Het meisje, wonderschoon met blonde krullen, houdt niet op met gillen. Voor haar is het onverhoeds vloeren van drie individuen geen reden excuus te overwegen. Haar wangen zijn glad van tranen, ze lacht er ook bij. Ze draagt een mini-rokje onder een zomerjackie. Heeft gelijk, hoor, het is warm. Nazomer. Ajax speelt ginds tegen DWS en gaat er gewoon mee door terwijl wij liggen. De formatie is wat ingewikkeld. M'n arm zit definitief klem tussen een bloot meisjesbeen en het bespijkerbroekte achterdeel van - aan de knokigheid te voelen - een manspersoon. Ze kijkt me aan, al gillend. Ze blijft maar kijken. Heel even denk ik aan een subtiele manier van contact zoeken. Maar die ogen, zo zwaar opgemaakt, zo troebel... Nee, zoveel kan mijn verschijning niet teweeggebracht hebben Er moet iets aan de hand zijn. Wat een overgetelijk moment. Haar positie in en boven op ons is cruciaal: omdat zij niets onderneemt, komen wij niet los. Haar elleboog port puntig in mijn ribben. Zij is erin geslaagd als enige niet met het hoofd lager dan de romp terecht te komen, waardoor haar gezicht niet rood aanloopt. Dat van de tweede andere - mannelijke - slachtoffers wel. Met het mijne zit het ook wel snor. Wat een onvergetelijk moment. Niet ver van mijn zich pafferig opwarmende hoofd zie ik haar gebruinde bovenbeen. Het is 1970 en geloof het, de rokjes zijn echt heel miniem. Kort is mode, voor het eerst in dit millennium, dus de ontwerpers zijn een beetje doorgeslagen. Thuis heb ik een Gandalf onder mijn matras, en een Chick in mijn schooltas. Over twee maanden zal ik aan mijn eerste vriendinnetje beginnen. Eigenlijk is het wel leuk hier, trouwens, bij dat bovenbeen. Een van de twee gevallen jongens begint te vloeken. Agressief perst hij zijn rode hoofd met een schroevende beweging in mijn richting. Er hangen druppeltjes in een kring omheen, zoals bij Kapitein Haddock als hij kwaad is. Weet hij veel wie het gedaan heeft. Dat kan dat lieve betraande meisje niet zijn, met dat opgekropen rokje. Dat schatje dat zo smartelijk gilt. Het moet die puberige etter zijn. Die met dat rode hoofd. Hij wrikt met de woede van een echte vent zijn arm los en raakt met een elleboog mijn neus, een oergebaar dat ook Jan Wouters een jaar of drieëntwintig later op het juiste moment inviel. Een onvergetelijk moment. Maar wat is er toch aan de hand? Wat een vraag zeg, Johan Neeskens natuurlijk! Sinds een week of wat bekijkt het Ajax-publiek met stijgende verbazing een jong ventje met lange haren. Hij is bijna negentien, afkomstig uit Heemstede. Vandaag tegen DWS speelt Ajax om duistere redenen in het wit. Johan Neeskens is young and shining. Hij ligt voortdurend horizontaal in de lucht. Dat witte maakt hem des te prachtiger. De Ajacieden dragen de haren nog niet lang, het drieste jochie wel. Of hij kan voetballen vraag je je niet eens af. Zulke vragen, typisch voor Amsterdams publiek, zijn in zijn geval overbodig geworden. Hij is een held. Het bloed druipt uit mijn neus langs mijn kin. Vanaf dat moment weet ik het ook: Johan Neeskens bestaat. Een onvergetelijk moment. Foto: Frans Hemelriik/Coll. Schuurman 164 AJAX MAGAZINE JANUARI 1997

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1997 | | pagina 164