Amsterdam West en trainde aan de andere kant van de stad. Maar de beloning volgde, toen ik opeens bij de A-kern mocht meetrainen. Bobby Haarms had voor mij gepleit, toen Ivic in spelersnood zat. Ik kwam de kleedkamer binnen en kreeg meteen met de harde Ajax-humor te maken. 'Hei, jij daar,' riep Wim Suurbier, 'jij moet hier niet zijn, want de jeugd traint op Voorland. En ga nu maar braafjes daar bij de deur zitten.'" Lachend: "Ik ben nooit meer weggegaan van die plek. Tijdens de eerste trainingen moest ik het meestal tegen Arno Steffenhagen opnemen in een partijtje scherp. Bekaf was ik, omdat ik hem niet kon houden." In september '79 viel hij in tegen FC Utrecht. "Ik kreeg de raad om in het begin veel te luisteren. Ie moet het geluk hebben, dat je veel wordt aangespeeld. Dat liep alsmaar vlotter, zodat ik Geert Meijer stilaan uit de basis speelde. Op het laatst van dat seizoen had ik mijn stek. Iedereen vond dat ik te klein was en dat ik het daarom niet zou redden. Maar ik zit er nu al 25 jaar volop in. Alles meegeteld, heb ik 750 wedstrijden betwist. Ik heb mijn gestalte nooit als een handicap ervaren, want het belangrijkste is dat je vertrouwen krijgt van de trainer. Mijn zoons spelen nu bij Standard Luik en daar roepen ze bij jeugdwedstrijden dat ze te klein zijn. ja, je hoort het nog steeds, ik ben er erg gevoelig voor geworden. Voor mij is Bobby Haarms van essentieel belang geweest. Hij was als een tweede vader voor mij. Hij pakte je hard aan, liet je liggen als je een blessure had en koppelde mij voor één-tegen-één- spelletjes aan David Endt. Die stond altijd op scherp, je moest aan hem wel drie keer voorbij, voor het lukte. Bobby was er ook bij, toen ik voor een nieuw contract aan tafel ging zitten met Michels. Vijfduizend gulden bruto per jaar en honderd gulden per punt. Michels zei: 'Tekenen of laten.' 'Kom, Siem, teken maar,' gaf Bobby mij als raad. Onze vertrouwensband werd alsmaar hechter. Vandaar dat ik Bobby blindelings volgde, toen ik letterlijk te licht werd bevonden. Medespelers moesten aan tafel altijd op mij wachten, omdat ik niet niet klaar was met het vlees. Effe leren kauwen, weet je... Samen met Frank Arnesen trok ik met Bobby naar dokter Rolink in IJmuiden. Wekelijks kregen we een geheime inspuiting, die bedoeld was om onze eetlust te doen toenemen. Ik won een paar kilo'tjes bij en werkte voor elke training extra in het krachthonk. Ik was er trots op, dat ik in het eerste van Ajax mocht spelen en Bobby mag daarvoor een pluim op zijn hoed steken. 'Opa Bob' noemen mijn kinderen hem. Een man die ik respecteer voor het leven. Met Ajax beleefde ik prachtige seizoenen, want met een speler als Soren Lerby in de rug kreeg ik volop de kans om acties te maken. Al moest je wel wennen aan het schelden van hem, dat is nu eenmaal zijn stijl. Ik denk dat linksback Peter Boeve nog altijd begint te rillen als hij aan Lerby denkt. In het laatste jaar liep het ineens minder, omwille van externe toestanden. Ik kreeg problemen met twee sportmerken, werd alsmaar bekender en kreeg veel aanvragen voor optredens. In die tijd was ik nog een jongen, die geen 'neen' kon zeggen. Bobby schatte de moeilijkheden in en sprak een A1AX MACA7INF JUNI 1996

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1996 | | pagina 109