Als vader thuiskwam van zijn werk - hij werkt al vijfendertig jaar in een metaalfabriek - pakte hij zijn spullen en ging gelijk door naar de training. Die bezetenheid heb ik van hem, denk ik. En ik heb mezelf een hoop aangeleerd. Niet alleen techniek, maar ook hoe ik me moest wapenen in het veld. Toen ik klein was, was al vrij snel bekend dat ik aardig kon voetballen. Ik speelde in drie jeugdteams tegelijk, deed ook vaak bij de oudere elftallen mee. Dan was het al snel: daar heb je die Litmanen weer. In de jeugd had ik vaak al een vaste bewaker bij me. Die liep me dan net zo lang te schoppen tot hij een gele kaart kreeg. En dan kreeg ik weer een andere bewaker, die me ook weer net zo lang ging schoppen tot hij geel kreeg. Enzovoort. Ongelooflijk, als ik daar aan terugdenk, met van die schreeuwende ouders langs de lijn die hun zoontjes opjutten. Als je op zo'n manier moet voetballen, leer je wel incasseren." Twee rode kaarten "Ik heb zelf in mijn hele leven twee keer een rode kaart gekregen. Het rare was dat ik ze in één en dezelfde zomer kreeg, toen was ik twaalf. Dat zijn wel leuke verhalen, ik kreeg ze ook nog voor belachelijke dingen, het staat me nog allemaal heel helder voor de geest. De eerste was tijdens een stadsderby om het kampioenschap. Dat gaf altijd een hoop heisa en spanning, zelfs in de jeugd al. Ik was in die wedstrijd de enige die met noppen onder zijn schoenen speelde, de rest speelde met van die rubber zolen. Dat was de scheidsrechter kennelijk niet gewend, want bij de eerste sliding die ik maakte kreeg ik geel. Gevaarlijk spel, vond-ie, een sliding met noppenschoenen. Later maakte ik er nog een en kreeg ik de rode kaart. Niet lang daarna speelden we een toernooi met de Scandinavische zustersteden van Lahti. Wordt elke twee jaar gespeeld, onder andere tegen het Zweedse Westeros, de plaats waar Stefan Pettersson vandaan komt. Bij een van die wedstrijden hadden we een Zweedse scheidsrechter. Na een overtreding moest ik bij hem komen. Begint-ie in het Zweeds tegen me te praten, maar dat verstond ik toen nog helemaal niet. Telkens als ik dacht dat-ie klaar was met zijn verhaal liep ik weg, maar steeds riep hij me terug, steeds bozer. Ik begreep er niets van en toen ik voor de vierde keer wegliep kreeg ik rood van 'm." Schaterend: "Nou, dat zijn toch geen rode kaarten waar ik me erg voor hoef te schamen. Dertien jaar geleden kreeg ik m'n laatste, ik hoop dat er geen eentje meer bij zal komen." Alle posities tegelijk Pas later, toen de voetballer in hem tot volle wasdom was gekomen, ontdekte hij dat er aan het Finse voetbal meer nadelen kleven dan alleen oenige scheidsrechters. Litmanen zou voor ieder nationaal elftal een welkome versterking betekenen, maar de naakte waarheid is dat hij en zijn Finse voetbalvrienden nooit op een groot eindtoernooi zullen kunnen schitteren. Zelfs een zwaluw die Jari Litmanen heet maakt in Finland nog geen zomer. "Toevallig heb ik het daar net met Edgar Davids over gehad. We zeiden tegen elkaar dat Nederlandse toppers vrijwel zeker weten dat ze ooit een eindtoernooi zullen meemaken. En dan ook nog kans hebben om een prijs te winnen. Dat is voor mij waarschijnlijk niet weggelegd, nee. Je ziet nu wel wat meer Finse voetballers in buitenlandse competities, maar ik denk niet dat we ons ooit met de grote landen kunnen meten. Het kan niet allemaal van mij afkomen. Bij Ajax speel ik of op 10, of op 4 en soms op 6. Bij het Finse elftal zouden ze het liefst zien dat ik op al die posities tegelijk speel. Dat gaat natuurlijk niet. Ik kan leven met dat feit, het is niet anders. Daar heeft een voetballer als George Weah ook mee te maken. Ik zal niet met minder plezier naar het EK kijken, in juni. Er doen zo veel Ajax-jongens mee, dat het heel leuk is om Nederland te gaan volgen, met ze mee te voelen. Meedoen aan een eindtoernooi van EK of WK is voor Finland hetzelfde als het voor Nederland is om het te winnen. Ik wil niet alleen meedoen, ik wil prijzen winnen. Mijn dromen ligen bij de club, daar moet ik mijn prijzen pakken. Een Europa Cup of de wereldbeker, dat is voor mij het hoogst haalbare. Dat is jammer, maar ook realiteit, dus maak ik me daar verder niet druk om." Wat die clubprijzen betreft heeft Litmanen in elk geval de juiste keuze gemaakt. Ajax is al jaren bezig met een hongerige strooptocht naar prijzen en het eind is nog niet in zicht. Zeker nu het eigen jachtterrein zich gaat verplaatsen naar een financieel stukken beter uit te baten stadion in Amsterdam Zuidoost. Voorwaar een prettig vooruitzicht. Toch klinkt er wat weemoed in zijn stem door, als hij zegt: "Door de Arena zal het Ajax in de toekomst alleen nog maar beter kunnen gaan. Maar voor mij is Ajax toch dit, de plek waar we nu zitten, de Meer. Vroeger zag ik televisiebeelden die vanuit dit stadion kwamen. Zelf is het voor mij allemaal hier begonnen, van alle mooie herinneringen die ik nu al heb is de Meer de basis. Ach, dat zijn dingen waar je verder niet te lang bij stil moet staan. Het voetbal is heel snel veranderd, Ajax is een bedrijf geworden. Voor de club is de Arena het beste en daar gaat het om. En ik zal het eerlijk gezegd geen ramp vinden als we niet meer in het Olympisch stadion hoeven te spelen. Het is toch niet zo leuk dat je, als Europees kampioen, na een grote wedstrijd onder de douche gaat en er komt maar één miezerig straaltje naar beneden, dat nog koud is ook. De Arena is superdeluxe en ik denk dat iedereen daar heel snel aan gewend zal zijn." AJAX MAGAZINE MEI 1996

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1996 | | pagina 19