door Simon Zwartkruis
van de Vuurst
Zes dagen per week, van tien uur tot half vijf, werkt Mare Overmars in Zeist aan zijn herstel. En
ok de resterende tijd vult hij, thuis, een paar uur per dag, met oefeningen. Al maanden la
zwaar geblesseerde linksbuiten tussen behandeltafel, zitbank en bed. De wachtlijst voor de media
om hem in het KNVB-sportcentrum te bezoeken groeit gestaag. De meesten krijgen nul op het
rekest, Overmars heeft al zijn aandacht en concentratie nodig voor zijn revalidatie. Voor het Ajax
Magazine maakte hij een uitzondering. Op ziekenbezoek bij een vrolijke patiënt.
"Weet je hoe ik tegen deze periode
aankijk?" vraagt Mare Overmars in het
KNVB-restaurant, nadat hij een bord nasi
heeft leeggelepeld. "Ik zie het als een
bioscoopfilm, waarin het nu effe pauze is.
En na die pauze draait de film gewoon
weer verder." De opmerking dat de meeste
films na de pauze meer boeien dan ervoor,
doet hem lachen. "Ja, da's waar. Moet je
nagaan wat er nog allemaal te gebeuren
staat..."
Zijn loopbaan leek al rechtstreeks
betrokken uit een spannend jongensboek,
of in dit geval de verfilming van een
spannend jongensboek. De eerste scènes
zijn genoegzaam bekend. Een ambitieuze,
talentrijke jongen die zich via Go Ahead
Eagles, Willem II, Ajax en het Nederlands
elftal de status van een topvoetballer en de
populariteit van een popster verwerft.
Waar Overmars komt, breekt paniek uit.
Bij voetbalclubs zijn het vooral trainers en
verdedigers bij wie het angstzweet
uitbreekt, in het openbaar zaait hij
onbewust onrust bij hele hordes
smoorverliefde meisjes en vrouwen.
Inderdaad, een leven als in een film.
Waarvan de pauze zich even abrupt als
hardhandig aandiende.
Einde seizoen, geen EK
Juist op het voorlopige toppunt van zijn
roem was er die ongelukkige botsing met
Rob Matthaei, speler van De Graafschap.
Ajax was, we schrijven eind vorig jaar,
inmiddels vergeten wat verliezen was en
kende in Mare Overmars een belangrijke
troef. De rappe linksbuiten was er steeds
beter in geslaagd zijn snelheid om te zetten
in doelgerichte acties en was driftig aan het
scoren geslagen. Bij Ajax, bij Oranje,
overal. Tot die ijzig koude winteravond in
december, op de steenharde piste van het
Olympisch stadion.
De diagnose kwam hem rauw op zijn dak
vallen. Eigenlijk had hij zich geen beter
moment kunnen wensen, zo vlak voor de
winterstop, bedacht Overmars nog vlak
voordat hij onder zeil ging voor een
kijkoperatie. Een paar weken herstellen van
die meniscusblessure, want dat was het
waarschijnlijk, en dan weer fris van de
lever de tweede seizoenshelft in. Niks aan
de hand.
Totdat Overmars, nog suf van de narcose,
in het VU-ziekenhuis te horen kreeg wat er
tijdens de kijkoperatie aan het licht was
72
AJAX MAGAZINE APRIL 1996