om diverse redenen belangrijk om zich te
kwalificeren voor het EK. Zo waren we erg
blij met het feit dat we hebben laten zien
ook onder Guus Hiddink een goede
wedstrijd neer te kunnen zetten. Voor die
tijd, tijdens de ellenlange discussies over
waarom Ajax zoveel beter draaide dan
Oranje, hoorde en las je steeds vaker dat
we niet zonder Louis van Gaal konden. Dat
vond ik een onderwaardering van de
spelers, dat was niet leuk. Natuurlijk is Van
Gaal een 'aardige trainer', maar daardoor
hoef je nog niet de inbreng van de
spelersgroep te verwaarlozen. Van Gaal
hamert er juist ook op dat je je eigen
beslissingen en verantwoordelijkheden
neemt, met de handreikingen die hij je
geeft. Belangrijker dan dit hele verhaal is
echter dat deelname aan een groot
toernooi goed is voor het hele Nederlandse
voetbal, je mag daar gewoonweg niet
ontbreken. We hebben een jonge groep,
die met het EK erbij heel veel
internationale ervaring heeft. Dat moet
dan wat moois kunnen opleveren op het
WK in '98. Dan moeten we op onze top
kunnen zitten, een top die we gezien de
leeftijd van de meesten lang moeten
kunnen vasthouden. Wereldkampioen
worden met het Nederlands elftal, ja, dat
zou misschien net zo'n kick geven als ik in
Wenen heb gehad. Dat is ook het streven,
ik wil alles winnen wat er te winnen valt."
Charisma van een winnaar
Dat er ook met andere clubs dan Ajax
prijzen te verdienen zijn, realiseert Van der
Sar zich uiteraard terdege. Zeker na de
uitspraak in de nu al legendarische 'zaak-
Bosman', waarmee het transfersysteem half
december '95 werd opgeblazen. Een vrij
verkeer voor voetballers binnen de landen
van de Europese Unie, gekoppeld aan de
weggevallen limiet aan het aantal
buitenlandse spelers, is vooral voor keepers
met hang naar avontuur een uitkomst.
Van der Sar: "Tot voor kort kozen clubs
vrijwel nooit voor een buitenlandse keeper,
omdat ze de drie toegestane plekken liever
onder veldspelers verdeelden. Nu clubs net
zoveel buitenlanders op mogen stellen als
ze zelf willen, zal het internationale verloop
van keepers groter worden. Maar daar
houd ik me verder helemaal niet mee
bezig. Ik zit hartstikke goed bij Ajax. De
club is gezond, we hebben een heel sterke
selectie met een goeie staf eromheen en in
het nieuwe stadion zal dat er allemaal niet
minder op worden. Daarom hoop ik ook
dat deze groep bij elkaar blijft. Ik zeg niet
dat ik mijn hele leven bij Ajax blijf, maar
voorlopig zie ik geen enkele reden om hier
te vertrekken."
Edwin van der Sar is een zelfbewust en
realistisch mens. Een beeld van drie jaar
geleden is vrijwel vervaagd. Zijn Europa-
Cupdebuut in het Olympisch Stadion,
tegen Auxerre. Terugspeelbal iets te lang en
iets te onhandig onder de voet, een foutje,
wellicht door zenuwen gevoed. De
daaropvolgende scheldkanonnade van
toen-nog-Ajacied Marciano Vink, de
schuchtere maar ook onverstoorbare
reactie van Van der Sar. Dat beeld dient
eerst flink te worden afgestoft, wil je het
kunnen oproepen. Want de Sar van nu
lijkt in niets meer op de Sar van dat ene
moment, of het moet de
onverstoorbaarheid zijn die is gebleven. En
zijn vriendelijkheid en loyaliteit niet te
vergeten, want ook daar is niets aan
veranderd. Het verschil zit 'm in zijn
ontwikkeling, de indrukwekkende erelijst
die hij in korte tijd heeft opgebouwd en het
daaruit voortvloeiende charisma van een
winnaar. Het gaat snel en goed met Edwin
van der Sar en soms, op een moment van
overpeinzing, verwondert hij zich nog
steeds over wat hem allemaal overkomt.
"Ik vergelijk het wel eens met een lange
gang waar ik doorheen loop. Een gang
waar achter iedere deur die ik open, een
mooie prijs staat te wachten. Ik weet van
mezelf dat ik er hard genoeg voor werk,
maar de eerste keer dat er achter zo'n deur
een teleurstelling wacht, moet nog komen.
Voor mij kan die gang niet lang genoeg
zijn..."
AJAX MAGAZINE FEBRUARI 1996