Beeld van een clubman
door Egbert Jan Riethof
foto's Louis van de Vuurst
In 1940, het eerste oorlogsjaar, stond een Ajax-jeugdleider toevallig bij een
schoolvoetbalwedstrijdje te kijken. "Laat die zwarte maar bij Ajax komen," zei hij, doelend op een
zekere André Kraan, dertien jaar oud. De jongeling kwam. Ajax heeft het geweten. Tegenwoordig,
achtenzestig jaar, kan hij bogen op vijfentwintig jaar bestuurservaring - niet aaneengesloten - en
geldt hij als een der echtste Ajacieden. "Op de achtergrond, waar ik hoor," zegt André Kraan. Het
verhaal van een overlever.
Zijn langdurige Ajax-carrière begon door
een alledaags toeval. Uit Purmerend
afkomstig, ging André Kraan op zijn
achtste jaar met zijn ouders in Amsterdam-
West wonen. Het toeval wilde dat de
bewuste schoolvoetbalwedstrijd op een van
de voorterreinen van het Ajax-stadion
werd gespeeld (destijds waren dat
speelvelden). Voor een jongen uit West
sprak het toen niet vanzelf dat je naar Ajax
ging als je goed was. Maar Vrouwe Fortuna
greep glimlachend in. Kraan hoefde
bovendien geen selectiewedstrijd te spelen
zoals ieder ander.
Kraan: "Normaal had je me niet direct bij
Ajax gezien. Dit was geluk."
In de junioren verliep zijn carrière
voorspoedig. Hij speelde onder meer met
Rinus Michels, Cor van der Hart en Gerrit
Krist in de A-junioren. Hij brak niet door -
als hij daar al genoeg capaciteiten voor had
gehad - omdat hij, zoals hij zelf zegt, "een
achterstand opliep die niet meer in te halen
was."
Nederland wilde in de tweede helft van de
jaren veertig namelijk zijn kolonie
Nederlands-Indië niet zomaar prijsgeven
aan de nationalisten onder leiding van
Soekarno. De regering liet twee 'politionele
acties' uitvoeren. Dienstplichtige
Hollandse jongens moesten, vaak tegen
hun wil, oorlog voeren in de rimboe aan de
andere kant van de wereld. Velen vonden
de dood.
André Kraan, overlever, overleefde, maar
zag vrienden omkomen. De dienstplicht
kostte hem drie jaar. Toen hij terugkwam
(1950) was er veel veranderd.
Ten eerste in hemzelf. "Niet dat ik last heb
van syndromen of dat ik me er nog vaak
mee bezighoud. Maar ik heb daar een heel
slechte tijd gehad. In ons bataljon waren
veel gewonden en veel jongens die
geestelijk aangeslagen waren. Die labiel
100
AJAX MAGAZINE FEBRUARI 1996