al vijfenzestig jaar. Hij is een van de
laatsten die uit de eerste hand kunnen
verhalen over legendarische namen uit de
jaren twintig en dertig. Zijn geheugen is
sterk, zijn hart is de vereniging toegedaan,
hij is aangenaam in de omgang. Hij is zo'n
kleurrijke verschijning van onschatbare
waarde, en om méér dan alleen het vele
werk dat hij verzet.
Ook van de pioniers uit de eerste jaren van
deze eeuw kan hij verhalen doen, maar dan
uit de tweede hand. Vader Frans, die ook
voorzitter was (van 1925 tot 1932), speelde
vanaf 1904 mee in Ajax' vlaggeschip. Hij
werd om zijn vermogen de bal in één keer
over de lengte van het veld naar voren te
koppen De Man met het IJzeren Hoofd
genoemd. Ook Oom Jan deed mee, vanaf
1908. Beiden zetten zich tomeloos in voor
de club, in en buiten het veld. Een familie
van onvervalste Ajax-snit, een familie die al
rood-wit was toen Ajax nog een van de
talloze anonieme clubjes was die voor de
Eerste Wereldoorlog in Amsterdam als
paddestoelen uit de grond schoten.
Appeltaart
Tegenover het Christiaan Huygensplein
ligt aan de Middenweg 16 café
Frankendaal. Wim Schoevaart heeft geen
enkel bezwaar tegen appeltaart met
slagroom, komt aan het licht. Al etend
wijst hij erop dat op de plaats van Albert
Heijn, daar - hij laat zelfs de taart even
staan - vroeger het oude Ajax-terrein lag.
Terrein, geen stadion. In 1934 werd het
nieuwe stadion geopend. Ja, hier kwam hij
natuurlijk veel. Café Frankendaal was er
ook al.
"Als voetballer was ik vrij technisch, maar
ik ben nooit verder gekomen dan het
tweede, want ik was niet hard genoeg.
Mentaliteit wel, net als mijn vader. Alles
geven, hè, alles voor de club. Mijn vader
was electricien, had een zaak. Later zat hij
in de antiekhandel. Hij hield zelf enorm
van mooie dingen, schilderijen, vazen,
klokken. Nee, geen zaak, hij bezocht
veilingen en verkocht de spullen dan weer.
Maar dat was pas na de Tweede
Wereldoorlog. Ook tijdens. Hij leefde van
1884 tot 1955. Een echt leiderstype, met
iets eigens, zo iemand die ergens mee
kwam.
Zelfben ik een oorlogskindje, van 24 maart
1918. We woonden op de Ceintuurbaan
422, later 201. Nog weer later, in de jaren
dertig, verhuisden we naar de Amstel,
tegenover Carré. Welk nummer was dat
ook alweer? Bij die sluizen, naast de
Utrechtse Dwarsstraat... Tjonge, dat ik dat
niet meer weet. Prachtig uitzicht, maar er
waren nog echte winters toen. Als er een
noordooster stond, was het stervenskoud.
Ik was rechtsback, maar links kon ik het
ook, dat maakte niets uit. Ik heb in de
junioren Al met Jany van der Veen
gespeeld. Die is later de eerste stopperspil
geworden die Ajax 1 ooit gehad heeft. - Oh
ja, opeens weet ik het weer: Amstel 298-III.
Natuurlijk, hoe kon ik het vergeten. In
1947 ben ik getrouwd, toen ging ik het
ouderlijk huis uit en kwamen we op de
Reguliersgracht 112 te wonen.
Ik ben geëindigd in het vijfde, in de reserve
eerste klasse AVB. We werden steeds
AIAV AA A r. A 7 I M C IAMIIADI1QQ£ «7