revue), de trainers, de 'ideale wisselspeler', de stadions, de jeugdopleiding, de mensen achter de schermen. Deel 14 is geheel gewijd aan Johan Cruijff (verschijnt eind april 1996, als 'Jopie' net 49 jaar is geworden) en in de slotaflevering smullen we louter van statistieken. Zestig procent van al die 632 pagina's bestaat uit beeldmateriaal. Het eerste wat de lezer dus doet is zijn ogen uitkijken. Soms is het wat lastig de juiste bijschriften bij de desbetreffende foto te zoeken, dat wel. Maar je ziet eigenlijk uitsluitend beelden die je nooit gezien had, of vergeten was. Vervolgens valt er veel te lezen. Ten eerste is er de kroniek. Elke aflevering wordt daarmee afgesloten. Alle droge feitelijkheden in de Ajax-geschiedenis staan op een rij. In deel 1 lees je bijvoorbeeld dat Ajax zijn eerste officiële competitiewedstrijd in 1900 speelde tegen DOSB (2-1 zege). Een van de basisspelers heette Frans Patseuning, een naam die je niet had kunnen verzinnen. In deel 3 is de kroniek in 1908 aangeland. Dan loopt door alle afleveringen de rubriek 'Kanjers'; korte biografieën van alle spelers die meer dan honderd officiële wedstrijden speelden, en alle huidige Ajacieden. Dat gaat alfabetisch. Rinus Michels en Louis van Gaal verzorgen, als 'vaste medewerkers' (ongetwijfeld redactioneel goed begeleid), een technische rubriek. Hun inzicht en deskundigheid zijn onbetwist. De inbreng van de twee succesvolle coaches loopt parallel met het thema van de aflevering. Het zijn leerzame teksten (toegelicht met tekeningen), al is een zinsnede als 'Voetbalintuïtie is voor een topverdediger onontbeerlijk' misschien niet de meest verrassende bijdrage. Maar ook zulke dingen moeten gezegd worden. :v^' ~,e ac ,avcn In totaal vijfentwintig keer geeft een oud voetballer, meestal een grote Ajax-naam, zijn visie. Geroutineerde interviewers hebben mensen als Sjaak Swart, Pim van Dord en Velibor Vasovic met steeds dezelfde vragen bestookt: hoe ging het in uw tijd, hoe beleefde u destijds het spel, wat denkt u van uw opvolgers, hoe zou u het huidige Ajax bestrijden? Vaak komen daaruit aardige anecdotes en interessante inside-informatie naar voren van mannen die inmiddels de tijd hebben gehad afstand te nemen en de wijsheid van de gevorderde leeftijd te ontwikkelen. Zo verklaart Soren Lerby in deel 4 hoe hij bij Ajax een 'leider' kon worden, terwijl hij dat van nature niet was of wenste. Hij legt uit dat er bij Ajax destijds (zijn loopbaan in Amsterdam liep van 1975 tot 1983) een keiharde zakelijke mentaliteit van ieder voor zich heerste, vlak na de eerste grote successenreeks. Hijzelf, als weerloze jongeling in dat milieu geplaatst, diende een vechter te worden om zich te handhaven. En als tomeloos vechter, die schreeuwde en foeterde en nooit opgaf en altijd 'ging', als eenling tussen de eenlingen, werd hij de voortrekker die samen met onder anderen Cruijff de tactische eenheid in dat elftal van eenlingen bracht. Van het sociale denken dat nu onder leiding van Van Gaal opgang maakt, was nog absoluut geen sprake. Lerby verkoopt geen romantische flauwekul over zijn Ajax-tijd: het was mooi, hij is er gevormd, maar zijn grote tijd kwam eerlijk gezegd later pas, bij Bayern München en PSV. Titelverhaal Voorts heeft elke aflevering een tussen foto's en rubrieken doorlopend titelverhaal, dat het thema op een historische wijze behandelt. Het materiaal ervoor is gediept uit archieven van kranten en tijdschriften, plakboeken en verhalen van Ajax-betrokkenen die erbij zijn geweest of er weer van anderen over gehoord hebben. De titelverhalen hebben een anecdotische inslag, waarin de gote lijn van het thema en de ontwikkeling van het Ajax-spel in de historie steeds wordt aangehouden. Alle gegevens zijn te verantwoorden, komen uit bronnen, maar het is natuurlijk in deze 49

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1995 | | pagina 49