Bobs boek
Column
door David Endt
De eerste keer dat ik hem zag, merkte ik dat hij niet gemakkelijk
was.
Neerstromende regen op het 'slechte' trainingsveld: dat is het
linker trainingsveld vóór het stadion dat het snelst is stukgetrapt.
Het bijeengeraapte zooitje van de Daniel Goedkoopschool
voetbalde op een novemberavond tegen de Al van Ajax. Dat was
een ijzersterk elftal. Al hadden we meer dan een handvol goede
voetballers in ons schoolelftal, we waren kansloos.
Druipend van het regenwater stond de Ajax-trainer langs de kant.
Het was al 6-0, maar nog was de trainer niet tevreden.
Hij vuurde zijn jongens aan. Kritiek en dreiging lagen in zijn stem.
Hij wilde méér. Meer goals, nog beter voetbal, nog meer inzet. Tot
en met het eindsignaal. 'Schieten,' klonk zijn commando en er
wérd geschoten.
Dat was Bob Haarms.
Hij was niet gemakkelijk.
Dat beeld werd drie jaar later bevestigd. Toen was hij mijn trainer.
En werd Bob Haarms voor mij Meneer Haarms. Ik wist waar ik aan
toe was.
Strengheid, discipline, overgave.
Meneer Haarms eiste alles van je. Méér dan alles. Dat shirt, dat
rood-witte shirt verplichtte je meer dan alles te geven. Dat shirt
moest je verdienen door keihard te werken. Daar wees Meneer
Haarms elke training weer op. Onvergetelijk zwaar waren de
conditionele trainingen. Banken tillen in de blubber. Meneer
Haarms ernaast, klappend in de handen en ritmisch roepend 'ta-
ta-ta, ta-ta-ta!' Je pikte geen meter, want je wist dat Meneer
Haarms het zou zien en meedogenloos het aantal oefeningen zou
verdubbelen. Zelden zag je hem lachen.
Nee, hij was niet gemakkelijk; Bob, zoals wij hem heimelijk én
respectvol noemden. Want respect hadden wij ook voor deze man,
die je lichaam kon laten buigen en bijna barsten op de training,
maar die je op de wedstrijddag zo veel vertrouwen en
zelfbewustzijn gaf dat je geloofde dat je elftal onverslaanbaar was.
Op de training ging je verder dan het gaatje. En dan, als toegift, zes
tweehonderdmeters. Je ogen zochten de klok bij het eindpunt van
lijn negen. Dat vaal verlichte maantje aan de lantaarnpaal had
wijzers die te langzaam naar het slot van de training kropen. En
niet zelden passeerden ze de zes van half negen zonder dat Meneer
Haarms ons op de kleedkamer losliet. Daar was dan de voldane
uitputting. Onderuit gezakt op de houten banken slurpte je een
pak melk léeg. Zanderige zweetdruppels klauterden langs je
wangen naar beneden en je wist dat deze uitputting je de kracht gaf
om de wedstrijd te winnen, elke wedstrijd.
Je sprak over Meneer Haarms als over een beul. Maar die
kwalificatie kwam met genegenheid over onze lippen. Net zoals wij
'Bob' konden uitspreken alsof wij het over een oom hadden.
Want je besefte donders goed dat als je er voor hém stond, hij er
ook voor jou zou staan. Hij was loyaal aan de goede zaak: winnen
én van jonge voetballers succesvolle profs maken.
Nu, vele jaren later lijkt Meneer Haarms milder te zijn geworden.
Maar toch is Bob niet gemakkelijker.
Dat merkte ik (en niet alleen ik) bij de realisatie van een boek.
Bobs boek. Het boek met het levensverhaal van Meneer Bob
Haarms dat in oktober het levenslicht zag.
Maar moeilijk tevreden eiste Bob alles van de twee jonge schrijvers.
En méér. Ze moesten verder dan het gaatje.
En daarna zes tweehonderdmeters!
De schrijvers zuchtten en steunden. En ze zochten de klok. Bloed,
zweet en tranen, én heftige discussies. Tot en met het eindsignaal.
Maar nu zitten ze voldaan met het boek in handen. Onderuit
gezakt met een kelkje champagne in de hand.
Een met bloed, zweet en tranen gewonnen wedstrijd is de mooiste
zege: Bob's boek!
AJAX MAGAZINE DECEMBER 1995
35