organisatie, het vervoer van de spelers, de begeleiding, noem maar op. Het is me dit eerste jaar geweldig goed bevallen. Vooral de sfeer die hier heerst vind ik prettig. Alles ademt voetbal. Ik had in de loop der jaren veel gehoord over hoe het bij Ajax toegaat. Nu ik op Voorland loop, voel ik aan alles dat ik bij een absolute topclub werk. En ik streef altijd naar de top, bij alles wat ik doe. Vandaar dat ik ook probeer om volgend jaar aan de cursus coach betaald voetbal mee te doen." Appels en peren Dat Otto een enorme staat van dienst heeft als voetballer is bij de meeste B-junioren van Ajax wel bekend. Misschien dat een enkeling hem nog wel heeft als voetbalplaatje in een album dat hij van een oudere broer heeft gekregen. Hij heeft een schat aan bewaring, maar die blijft verborgen onder een flinke laag bescheiden- en nuchterheid. Zelf praat hij nooit met zijn spelers over dingen die hij vroeger heeft meegemaakt bij een van zijn vier clubs. Otto vindt dat dat niet zoveel zin heeft. "Nee, alles is tenslotte anders geworden. Toen ik zo oud was als de jongens die ik nu train, had je een bal en de straat en dat was het. Tegenwoordig is dat heel anders. En zo is het met alles. Ik kan wel gaan vertellen van vroeger zus en vroeger zo, maar wat zegt dat nou. Daar hebben ze absoluut geen boodschap aan. En nog terecht ook. We leven nu en het is eerder zo dat ik me moet richten naar de wereld van die jongens dan andersom." Otto vindt het ook onzin om de Engelse situatie met de jeugd, zoals hij die meemaakte bij Middlesborough, te vergelijken met die in Nederland. Het blijft in zijn ogen een vergelijking tussen appels en peren. In Engeland is het hele voetbal anders georganiseerd. Daar bestaat geen clubvoetbal voor de jeugd, maar alleen schoolvoetbal. En de jeugd die wel als een soort leerlingvoetballers bij een profclub komen, worden heel anders aangepakt dan de Ajax-junioren. "Engeland als land heeft een heel andere cultuur dan Nederland. Bij het voetbal vind je dat terug. Het is daar heel normaal dat de apprentice de schoenen poetst van een eerste elftal-speler. Dat hoort daar bij de opleiding. Zodra een 16-jarige speler een contract krijgt, krijgt hij een apprentice toegewezen die voor zijn spullen moet zorgen. Het is de Engelse manier van discipline en respect bijbrengen. Ja, zegt men dan hier vaak tegen me, moeten die verwende Ajaciedjes eigenlijk ook niet op die manier worden opgeleid. Die mensen vinden dan dat de spelers hier veel te veel in de watten worden gelegd. Op zich is dat ook wel zo: alles ligt klaar, alles is perfect georganiseerd. Ze hoeven zich nergens druk om te maken, alleen om hun eigen prestaties op het veld en op school. Maar als je ook maar iets van voetbal begrijpt, weet je dat dat meer dan voldoende is. En niemand kan met recht beweren dat de leerschool bij Ajax niet hard is. Die hardheid komt niet naar voren in het poetsen van schoenen, maar in de hoge eisen die aan de prestatie worden gesteld. Als een speler niet goed presteert, moet hij weg. En die druk is er altijd. Dat maakt ook de Ajax-opleiding een harde. Dus dan geef ik die mensen die vinden dat er hier bepaalde elementen uit Engeland moeten worden overgenomen altijd als antwoord dat dat net zo onzinnig zou zijn als plotseling in Nederland ook links te gaan rijden. Je moet alles inrichten volgens de eigen cultuur. Als je daar tegenin wilt gaan, strijd je een verloren strijd. In Engeland past het schoenenpoetsen. Kijk naar het voetbal dat er gespeeld wordt. De inzet die op de Engelse velden iedere week weer te bewonderen valt, vinden de mensen daar prachtig. Hier is het anders. Niet dat men tegen spelers met een goede werklust is, maar hier wil men toch ander voetbal zien. Zo is het nu eenmaal en aan die cultuur moet je trouw zijn. Net zo goed als ik het toen ik bij Middlesborough speelde, moest accepteren dat een jeugdspeler mijn spullen verzorgde. Ik had zoiets van: dat hoeft die arme jongen toch niet voor mij te doen, dat doe ik zelf wel. Maar dan moet je het toch laten gebeuren zoals het daar al jaren gebeurt, anders schop je de boel in het honderd." Overigens zat de Engelse neiging er bij Otto kennelijk al vroeg in. Toen hij bij FC Amsterdam begon, was hij een van de weinige full-profs die de club rijk was. Jan Fransz, Frits Flinkevleugel, Gerard van der Lem en Nico Jansen waren anderen. Maar Otto voelde zich geroepen om hun schoenen ook te verzorgen. Pim van der Meent vond het allemaal prima, maar Jongbloed en Flinkevleugel zeiden dat hij moest opflikkeren en dat ze hem anders weg zouden schoppen. De Lieverdjes van Van der Meent blonken in heel veel dingen uit, maar niet zo zeer in genuanceerdheid. "Als jongere speler moest je het niet in je hoofd halen om al te bijdehand te doen. AJAX MAGAZINE OKTOBER 1995

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1995 | | pagina 97