Het Ajax uit het seizoen 1931-1932 met staand van links naar rechts Ben Vogel, Wim Anderiesen, Piet Vunderink, Jan Bonneveld, Piet Strijbosch, Jan van Diepenbeek en Dolf van Kol. Zittend: Bob ten Have, Wim Volkers, "Goaltjes- Piet" van Reenen, Jan Schubert en Henk Twelker. onthaalde dan (ondanks meestal scherpe bewaking) het publiek op de prachtigste doelpunten. Specialiteit was zijn in eens opvangen van voorzetten, oer-hard en onhoudbaar ingeknald Ook anderen roemen die "halve omhalen", waarmee hij de meest onmogelijke ballen vanuit de lucht in de hoek prikte. Hollen jongens Het lijkt erop dat hij veelzijdig was, maar het is moeilijk een samenhangend beeld te krijgen. "Scherpe bewaking"? In september 1966 gaf Van Reenen een interview. Het was in die tijd toch wel héél gemakkelijk om te scoren, zei hij, terugkijkend met de wijsheid van een 57-jarige. "Je kon vrijwel altijd recht op het doel afgaan. Een middenvoor werd in die tijd nauwelijks gedekt. De spil ging mee in de aanval. Met een lage trap was ik altijd te bereiken en dan hollen jongens, want van overnemen hadden ze toen nog geen notie. Bovendien en dat mag ik niet vergeten, stonden er een paar spelers naast me die me de bal soms voor het inprikken gaven. Werkelijk het liep gesmeerd in die voorhoede van ons. Met Volkers, Mulders, Strijbosch en Ten Have heb ik wel de mooiste tijd meegemaakt". Joop Stoffelen, die in het eerste oorlogsjaar als jong broekie nog korte tijd met Piet van Reenen in één elftal speelde: "Hij kreeg ze vaak op een presenteerblaadje, hoor. Ik zei wel 's tegen'm, die maak ik nog met m'n ogen dicht. Daar konrie wel tegen". In de jaren dertig was er geen straffe mandekking. Terwijl in Engeland het stopperspilsysteem al vanaf 1925 (bij Arsenal) furore maakte, bood hier bijna elke spil de midvoor nog gratis entree in Luilekkerland. De backs stonden niet tegen de kalklijn aan, maar trachtten de gehele linie te bestrijken, bijgestaan door kanthalfs en ook wel eens de spil. Niettemin, een club als KFC deed wel aan de nieuwlichterij en speelde met een soort stopper. Uitgerekend tegen KFC scoorde Piet van Reenen op 26 juli 1934 in het Olympisch Stadion in de 89e minuut de gelijkmaker (2-2), waarmee op het allerlaatste moment nog een van de meest sensationele landstitels van Ajax een feit werd. Ook mét een stopper tegenover zich liet hij zich gelden, dus. En bovendien: veel vrijheid, zeer goede medespelers... maar waarom was Piet van Reenen dan de enige die er zoveel ballen in "ketste"? Waarom deden talloze anderen, voor en na hem, bij Ajax, bij andere clubs, met nagenoeg evenveel vrijheid of balvaardige aangevers, dan niet hetzelfde? Misschien wel omdat Piet van Reenen gewoon uitzonderlijk goed was. Een pittig karakter Een pittig karakter had hij ook. Daarover zijn de getuigenissen eensluidend. Hoe bescheiden hij later ook geweest mag zijn, en hoe teruggetrokken, als speler was hij onmiskenbaar aanwezig. De dochters van Piet van Reenen, Ingrid en Loes, zijn geboren na diens glorietijd. Zij koesteren herinneringen aan een toegewijde vader. In 1953 overleed hun moeder, Ingrid was dertien, Loes zeven. Vader Piet, zelf pas 44 en nog aan het werk als vertegenwoordiger bij de sigarettenfabriek BATCO, nam de zorg volledig over. Hij hertrouwde na twee jaar. Piet van Reenen had een liefhebberij: hij had een filmcamera, ook in de jaren '30. De filmpjes zijn op videoband gezet. "Het zou tweehonderd gulden kosten. Toen ik die band kwam halen was het opeens zeshonderd gulden. Dat pikt een Van Reenen niet," geeft Loes al een aanwijzing over een zeker familietrekje. De beelden zijn primitief, maar tamelijk duidelijk. De achtergrond is het huidige Ajax- stadion, goed gevuld, zonder overkapping, zonder hekken, op de een of andere manier kaal en wonderlijk nieuw. Van vlakbij, achter het doel, zien we Piet van Reenen in actie. Hij deelt een forse schouderduw uit. AJAX MAGAZINE OKTOBER 1995

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1995 | | pagina 37