heel scherp tegen me. Van Gaal kent me
natuurlijk een beetje onderhand, weet
precies wanneer-ie me op m'n donder
moet geven. Na een mooie actie
bijvoorbeeld, dan raak ik soms effe in een
soort trance, loop ik te genieten zonder me
op het vervolg te concentreren. Dan
schreeuwt de trainer me weer terug op
aarde. Ongeveer een jaar geleden heb ik
nog een vrij pittig gesprek met hem gehad.
Hij vond me te speels en te los in mijn
doen en laten. Niet eens zozeer op het veld,
maar in kleine dingetjes daarbuiten. Dollen
en lachen op de verkeerde momenten,
rotzooi laten slingeren, een beetje
onvolwassen gedrag, zeg maar. De trainer
ergerde zich daaraan, hij vond dat ik het
team met zulk gedrag benadeelde. Toen hij
dat zei dacht ik bij mezelf'waar maak je je
nou druk om...' Terugblikkend blijkt, dat
ik na dat gesprek een hele goeie periode
heb gedraaid. Dat is verder bijna niemand
opgevallen, omdat er bij het eerste geen
doorkomen aan was en ik dus vooral in het
tweede speelde. Maar waar het om gaat, is
dat hij me, ondanks dat ik het op dat
moment een beetje gezeur vond, blijkbaar
geraakt heeft. Ik ging bewuster voetballen,
begon ook te letten op de kleine dingetjes
er omheen waar hij zich aan ergerde. Dat
ging voor mezelf vrij ongemerkt en
geleidelijk, maar nu ik rust in mijn kop heb
kan ik die periode wel aardig analyseren.
En kan ik concluderen dat ik wat
veranderd ben."
Nooit een meeloper
Er zijn van die spelers bij Ajax, van wie je
hoopt dat ze nooit zullen veranderen. Dat
hun onbevangen, blije manier van
voetballen en leven onaangetast, puur zal
blijven onder de zware druk die er op hun
jonge schouders rust. Patrick Kluivert is er
zo eentje, Edgar Davids ook. En Martijn
Reuser, niet te vergeten. Hij, lachend na
zijn relaas over zijn 'gedaanteverwisseling':
"Niemand hoeft bang te zijn dat ik nu
20
opeens een saaie meeloper wordt. Ik roer
nog steeds mijn mondje als iets me niet
bevalt, zal nooit een ja-knikker worden. Zo
is mijn karakter en dat verloochent zich
niet. En dat zorgeloze, ja, ik weet dat ik dat
uitstraal. Dat is de indruk die ik overdag bij
mensen achterlaat. Maar 's avonds, in mijn
bed, lig ik vaak te denken. Over alles.
Voetbal, over bepaalde spelsituaties en
over hoe ik beter kan gaan spelen. Maar
soms trekken ook de televisiebeelden die ik
die avond heb gezien weer aan me voorbij.
Mensen op de vlucht voor honger of
geweld, dat vind ik het ergste wat er is. Als
ik daar aan lig te denken ben ik een stuk
minder vrolijk, geloof mij nou maar. Als ik
met Ajax in het buitenland ben, geef ik
mijn ogen ook altijd goed de kost. Dan kijk
ik naar de mensen, de gebouwen, de hele
cultuur van zo'n land. Ik ben ook van plan
om ooit een cursus Spaans te gaan doen,
dat gaat zeker gebeuren. Dat land, de
mensen daar en het sfeertje dat er hangt,
dat trekt me enorm. Het lijkt me mooi om
daar in de verre toekomst te gaan
voetballen. In de voorbereiding op dit
seizoen zijn we er met Ajax weer geweest.
Heerlijk, het was bloedheet maar het kan
mij niet warm genoeg zijn. Lekker
zonnetje, vaste noppies onder m'n kicksen,
dan ben ik helemaal in mijn element. Ook
als ik 's avonds in bed lig, ja. Nu we 't er zo
over hebben, denk ik dat dat beeld van die
zorgeloze jongen wel aardig klopt. Ik sluit
mijn ogen niet voor andermans ellende,
maar ik ben ook weer geen type dat een
brief naar de regering gaat schrijven om de
wereld te verbeteren. Ze zien me al
aankomen, Martijn Reuser uit Purmerend,
die ze, omdat hij aardig kan voetballen,
gaat vertellen hoe het allemaal geregeld
moet worden. Nee, laat iedereen zich maar
bezig houden met de dingen waar hij goed
in is of verstand van heeft. In mijn geval
dus voetballen. Als ik daar anderen en
mezelf blij mee kan maken, ben ik al dik
tevreden.
AJAX MAGAZINE OKTOBER 1995