De conversatie wordt drie keer
onderbroken door Gerard van der Lem.
Telkens als de rechterhand van Louis van
Gaal langsloopt in het spelershome, steekt
hij luid en duidelijk de loftrompet over
Reuser. De eerste keer noemt hij hem de
grote aanjager van Jong Oranje, de tweede
keer een jongen met heel veel kwaliteiten
en de derde keer wederom de grote
aanjager van Jong Oranje. "En nu maar
kijken hoe je met alle complimentjes en
lovende verhalen omgaat", knipoogt Van
der Lem nog even snel voordat hij zich
terugtrekt achter een krant. Reuser heeft
zijn trainer driemaal een glimlach retour
gegeven, zonder iets te zeggen. Hij heeft de
laatste woorden van Van der Lem een paar
seconden op zich in laten werken, als hij
zegt: "Dit is echt Ajax. Ook achter zulk
soort vleiende opmerkingen zit een
gedachte. Kijken hoe ik me houd onder
alle positieve aandacht van de laatste tijd.
Juist Van der Lem weet dat ik, als ik veel
wordt opgehemeld, onbewust met m'n
hoofd in de wolken ga lopen. Zodra hij of
Louis van Gaal dat merkt, krijg ik weer
flink op m'n donder. Is alleen maar goed,
daardoor raak je er van doordrongen dat je
hier iedere dag scherp moet zijn."
De prof
Hij weet het van zichzelf, Martijn Reuser,
dat de teugels bij hem af en toe moeten
worden aangetrokken. Het wordt minder
en minder, maar vroeger liet zijn leven zich
nog in twee woorden vangen. Vrijheid en
blijheid. De blijheid is gebleven, de
vrijbuiter daarentegen is in ruste. Martijn
Reuser is voetbalprof en voelt zich ook,
eindelijk, voetbalprof. "Het heeft lang
geduurd voordat ik door had waar ik mee
bezig was bij Ajax. Ik voetbalde lekker,
rolde zonder veel problemen van het ene
jeugdteam naar het andere en vond alles
prachtig. Ik stond er nooit bij stil, dat je bij
Ajax de gelegenheid krijgt aan een
schitterende carrière te werken. Ik ben heel
lang een kinderachtig jochie geweest. Bij
Ajax gaat dat tegen je werken, zeker als er
andere dingen gaan meetellen dan alleen
een beetje goed voetballen. Ik denk dat ik
een tijdje tè onbezorgd ben geweest."
Er was ook weing reden om peinzend door
het leven te gaan. Martijn Reuser groeide
beschermd op in Amsterdam-Noord,
vanwaar hij op 8-jarige leeftijd met ouders
en zus naar Purmerend verhuisde. Zijn
leven was in die jaren vastomlijnd.
Doordeweeks naar school, in de
weekeinden gaf hij zijn ziel en zaligheid
aan Rood Wit Amsterdam,
amateurvoetbalbolwerk aan de andere kant
van het IJ. Waar opa Reuser zitting had in
het bestuur. Waar vader Leo, samen met
oom Frans (ooit betaald voetballer bij
Haarlem), oom Hans en oom Arnold in
het eerste speelde. Waar de zusters van zijn
moeder hun huidige eega's ontmoetten.
Waar hij als baby van amper twee weken al
in de spelersbus zat, bij moeder op schoot,
fles in de mond. De club, kortom, waar hij
nog voor zijn geboorte aan uitgehuwelijkt
was.
Hij zou er tot z'n veertiende blijven
hangen. Zes jaar eerder al had toenmalig
Ajax-scout Tonnie Bruins Slot een
vruchteloze poging ondernomen om
Reuser naar de Watergraafsmeer te lokken.
"Mijn ouders wilden het niet en ikzelf ook
niet. De jeugd van Rood Wit speelde in die
tijd op hetzelfde niveau als Ajax,
bovendien was ik bang van mijn familie
verwijderd te raken. Die weekeindjes bij
Rood Wit, daar keek ik de hele week naar
uit, weet je wel. Dan kwam ik helemaal
onder de bagger thuis, ik was altijd het
smerigst van allemaal. Een toptijd was dat.
En we gingen er een beetje vanuit, dat als
ze me echt zo graag wilden hebben, ze later
nog wel een keer terug zouden komen. De
AJAX MAGAZINE OKTOBER 1995