Basta
Column
door David Endt
en als ik daardoor aangetrokken dichterbij kom, zie ik dat het geen
kinderen maar volwassen kerels zijn. Voetballend op het
gravelveldje van Swift op het Olympiaplein.
In de huizenrij langs het veldje is één raam bezet. Een man tuurt
vanuit zijn keuken naar de voetballers.
Het groepje verplaatst zich fanatiek van het ene naar het andere
doel. Spetters spatten op wanneer er in een plas om balbezit wordt
gevochten. Er wordt aardig gevoetbald.
Wanneer een rijzige jongeman de bal naar zijn voet lokt, gaat het
voor de anderen te snel. Hij holt iets minder fanatiek mee dan die
anderen. Maar wanneer hij aanzet kan zelfs de neerstromende
regen zijn natuurlijke elegantie niet versluieren. Elegantie en een
meesterlijke techniek. Het lijkt alsof hij steeds méér tijd heeft dan
zijn medespelers en tegenstanders.
Hangend tegen het hek laat ik mij de regen aanleunen. En ik
herken in de rijzige jongeman een wereldster.
"Van Basten...',, lispel ik.
Verbazing en plezier verdrijft het natte-voeten-gevoel.
Daar loopt Marco van Basten! Voetballend op een Amsterdams
pleintje in de regen!
Wanneer hij door een van de tegenstanders hard wordt
aangevallen, voel ik een schichtige trekstuip van mijn knie naar
mijn enkel, alsof ik zo voor hem de schop kan vermijden.
Marco reageert sneller dan mijn stuip en tilt met de punt van zijn
schoen de bal voorbij het schopbeen, draagt de bal in dezelfde
beweging over een plas, veegt hem met achteloze precizie naar een
vrijstaande medespeler en plant zijn rekkende voet net voorbij
alweer een plas. Ik ben buiten adem van vier seconden juweeltjes
in de regen.
De man in de keuken heeft het ook gezien. Achter de half
beslagen ruit schudt hij vol ongeloof zijn hoofd.
Ik let op Marco's rechterenkel.
Dè enkel. De enkel die heel Nederland pijn doet.
Kwetsbaar gewricht gekwetst. Misvormd maar nog steeds
vormend, juweeltjes, hier, op een stukje gravel in de regen. Het is
een prachtig stukje onrecht. Want wat Marco hier laat zien zou hij
in San Siro moeten laten zien. Maar dat kan hij niet.
Die enkel.
Ik zou de mijne willen geven.
De man in de keuken ook.
Dat was oktober 1994.
Wij hebben geen van beide die enkel gegeven. Wij hoopten slechts,
wetende dat het een schier onmogelijke hoop was. De hoop die nu
vernietigd is. Realiteit: geen voetbal voor Marco van Basten, een
verhaal dat ik niet zou willen schrijven. Liever had ik doorgehoopt.
Tegen beter weten in. Nu is het definitief.
De wondertjes van toen word'en nog eens op een rij gezet.
Gruwelijke herinnering aan zoveel moois. Ik wil het niet zien.
Later misschien. Nu hangt rond al dat fraais al te vers een
afschuwelijk lot.
Schrijnend als een onvoltooide liefde.
Basta...
OKTOBER 1995
Verhalen met een triest fundament öf einde kunnen aanlokkelijk
zijn om te schrijven. Dat kunnen verhalen van weemoed en
romantiek zijn. Verdrietige omstandigheden kunnen in hun
moroosheid een overweldigende schoonheid bezitten.
Maar dit verhaal schreef ik liever niet.
Hier, in dit verhaal, is de hoop vervlogen. Twee jaar lang heb ik
meegehoopt. Het betere weten werd systematisch en weinig
realistisch terzijde geschoven en vervangen door de wens. Soms
flakkerde de hoop op na een opbeurend bericht. Dan weer kreeg
de hoop een knauw. Maar verdwijnen deed hij nooit helemaal.
Een van die dagen waarop de hoop flakkerde was op een
oktoberdag in 1994.
Koude regensluiers! Amsterdam lijkt een onherbergzaam gebied.
De mensen lopen gebukt onder de druipende paraplu's. Mijn
koude, al een beetje vochtig wordende voeten snakken naar een
warme plek maar wanneer ik voorbij de hoek van de straat het
grote plein oploop, trekt een groepje voetballende jongens mijn
aandacht.
Hun trainingspakken zijn vergrijsd door de regen, hun haren
slierten langs hun slapen. Op hun speelterrein, een gravelveldje,
drijven slechts een paar droge eilandjes. Maar er wordt gevoetbald
>-