Bij de opening van het nieuwe Ajax-stadion in 1934 biedt het kampioenselftal van 1917 voorzitter Marius Koolhaas een foto aan. Links, in de krans, architect Daan Roodenburgh. Ajax uit 1924. Van links naar rechts: Joop Cluwen, Eddie Hamel, Joop Martens, Jan Hassink, Wim Volkers, Fons Pelser, Frans Rutten, Jan van Heeswijk, André de Kruyff, Dolf van Kol, Jan de Natris, Theo Brokmann en voorzitter Egeman. M 1932. Ajax beleeft gloriejaren maar speelt nog steeds in het "houten" stadion. Op de foto staand van links naar rechts: grensrechter Levendig, Henk Anderiesen, Wim Anderiesen, Jan de Boer, Joop Martens, Dolf van Kol en André de Kruyff. Zittend: Eddie Hamel, Cor Jurriaans, Wim Ingenbleek, Wim Volkers en Henk Twelker. In 1960 haalde Ajax voor de tiende maal de landstitel binnen. Na een enerverend competitieslot was een beslissingswedstrijd tegen Feyenoord nodig om de kampioen aan te wijzen. In een vol stadion versloeg Ajax op Hemelvaartsdag de aartsrivaal met 5-1. Ondanks de goede start van het decennium zou de eerste helft van de jaren zestig een magere periode worden, met als dieptepunt het seizoen 1964-65, toen Ajax zich slechts ternauwernood van degradatie kon redden. Een nieuwe, veelbelovende trainer, Rinus Michels, had Ajax dat seizoen in veilige haven geloodst en de vroegere Ajax-aanvaller legde, ook dankzij een lichting voortreffelijke voetballers, de basis voor een ongeëvenaarde sterrenploeg. Vanaf 1965 groeide Ajax uit tot een internationale grootmacht, waarbij de dadendrang van het Ajax-bestuur onder leiding van praeses Jaap van Praag niet mag worden vergeten. De resultaten van Michels' professionele aanpak werden al in het seizoen 1965-66 zichtbaar. Met klassespelers als Klaas Nuninga, Ton Pronk, Sjaak Swart, Piet Keizer, Bennie Muller, Henk Groot, de jongeren Theo van Duivenbode en Wim Suurbier en natuurlijk het zich razendsnel ontwikkelende supertalent Johan Cruijff, werd het elfde landskampioenschap een feit. Ook 1967 en 1968 leverden de titel op, en daarnaast kreeg de club internationale allure. Grote triomfen Een voorbode van de dingen die komen gingen was in 1966 de spectaculaire uitschakeling van Liverpool. In de legendarische mistwedstrijd in het Olympisch Stadion leidde een onhoudbare Sjaak Swart Ajax naar een 5-1 zege, waarna een week later het karwei werd afgemaakt: 2-2. In 1969 bereikte Ajax als eerste Nederlandse club een Europese finale. Nadat onder meer Benfica en Spartak Trnava waren uitgeschakeld, maakte AC Milan met een 4-1 zege in de finale in Madrid duidelijk dat Ajax nog niet helemaal rijp was. Twee jaar later, in 1971, was het dat wel. De zege op Panathinaikos op het heilige gras van Wembley was het begin van een trilogie. Ook in 1972 en 1973 werd, ten koste van Internazionale en Juventus, de belangrijkste Europa Cup veroverd. De basis van het team dat, eerst onder Michels en daarna onder de Roemeen Stefan Kovacs, vele schitterende pagina's Ajax- historie schreef, zag er als volgt uit: Stuy, Suurbier, Hulshoff, Vasovic (later Blankenburg), Krol, Neeskens, Haan (voorafgegaan door Nico Rijnders), Gerrie Mühren, Swart (later Rep), Dick van Dijk, en het legendarische duo Cruijff-Keizer. Had Ajax in 1971 afgezien van een wedstrijd om de Wereldbeker, een jaar 5 april 1936. In Den Haag poseert Ajax 1 voor de wedstrijd tegen HBS. Bij de elf rood-witten ook Piet van Deijck (staand tweede van rechts) die nog steeds een vaste bezoeker van de thuiswedstrijden van Ajax is.

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1995 | | pagina 105