nooit, nee. Ze zijn me te lief. Moet je zien,
kijk toch 's. Ook uit die eerste tijd dat ik bij
Ajax kwam heb ik ze nog, 1969, 1970... Het
zijn meer vodjes eigenlijk".
De vodjes die hij toont roepen in elk Ajax-
hart iets wakker, tenminste, als de eigenaar
van zo'n pompend orgaan eind jaren '60,
begin jaren '70 de Meer frequenteerde.
Opmaak en titel van "Rood Wit thuis"
associeer je met zondagmiddagse
wolkenluchten, geladen met spanning, vol
verwachting van vrijwel zekere glorie, dat
Ajax-gevoel, het triomfalisme waarvan je
de betrekkelijkheid samen met duizenden
anderen even niet hoeft in te zien. "Kijk,
mooi hè...", zegt Groenendaal, wijzend.
"Een prismakijker van Loe Lap... Opstelling
4-2-4. Heinz Stuy, hahaha. En Nico
Rijnders, tja. Hier, Ajax-Utrecht, 13
december 1970, scheidsrechter Pijper...
Mooi hè. Kostte 35 cent. Dat had ik in die
tijd niet altijd, ik was blij dat ik die ƒ6,80
kon betalen voor de trein uit Delft".
Passanten
Opmerkelijk is dat Frans Groenendaals
passie, die begon in de glorietijden van
Ajax toen hij 13 was (1969), in de jaren
daarna zo standvastig is gebleven. Mooier
dan in dat begin kon het toch eigenlijk
niet? De jaren van 1973 tot 1987 waren
aanzienlijk minder succesvol. Frans
Groenendaal: "Maar het gaat ook niet om
spelers of trainers of reputaties. Of om
succes alleen. Spelers zijn passanten. Daar
heb ik niet zoveel belangstelling voor. Die
lopen evenzogoed een seizoen later bij PSV
rond. Ik zal nooit Lerby vergeten. Als hij in
Nederland terugkwam zou het alleen bij
Ajax zijn, zei hij. Jawel. De cavia van m'n
vriendin heet Jari. Ik zeg, als-ie weg is
verzin je een andere naam! Swart en Keizer
zijn uitzonderingen, dat zijn Ajacieden.
Petterson "Mister Ajax", zoals Michael van
Praag zei? Wat een misser. Nee, het gaat
om dat bijzondere dat in dat woord ligt,
Ajaxdaar gaat het om. Ajax is kunst!"
Wat bezielt een supporter als Frans
Groenendaal? In de verhalen die hij over
zijn leven vertelt vallen een paar
constanten op. Een ervan is trouwDelft,
zijn woonplaats, zal hij nooit verlaten, wat
er ook gebeurt. De school in Schiedam, een
MBO, waar hij leraar economie en
informatiekunde is? Daar hoeft ie niet weg,
"een wereldbaan, echt". Vakantie? Elk jaar
naar Rhodos. Cafés? Altijd naar dezelfde
vertrouwde gelegenheden. Zijn ouders?
Bezoekt hij elke week op hetzelfde tijdstip.
Eenmaal geen auto? Nooit een auto.
Video? Altijd diezelfde van Ajax-
Feijenoord, 8-2, toen Cruijff bij de
tegenpartij meedeed. En Ajax dus. Het
oude Ajax-embleem, "oh man, zo erg dat
het eruit ging..." Niet de spelers maar Ajax,
het "instituut" is hij trouw.
Zo is het ooit geworden, toen hij 13 was, zo
zal het blijven. "M'n vader was koster in de
kerk. Daar zat een pater en die nam me
voor het eerst mee, naar Sparta-Ajax.
Nooit zal ik vergeten naar Sparta op een
Sparta-brommertje. Mooi, man. Ik zag die
magische shirts en ik was verkocht. Voor
altijd. M'n eerste seizoenkaart, op vak F,
was 50 gulden. Ik had krantewijkies, daar
betaalde ik alles van. Naar uitwedstrijden
ging ik ook mee. Ik reed me helemaal gek
aan kranten, Het Vrije Volk, het Parool, de
Delftse Post, Contact... ik houd maar op,
wat heb ik eigenlijk niet gereden in die tijd?
Later heb ik alle fabrieken van binnen
AJAX MAGAZINE JUNI 1995
67