libero speelde voor z'n verdediging, niet
achter z'n verdediging. Ik kon er volledig
akkoord mee gaan dat het een rol was die
ik niet kon vervullen. Nog nooit had ik zo
gespeeld. Dus het was het beste dat ik weg
zou gaan en dat is toen ook gebeurd".
"In september '85 heb ik afscheid genomen
van Ajax, in alle vriendschap overigens. Ik
heb er met Cruijff veel over gepraat en ik
had alle begrip voor het feit dat in zijn visie
voor de positie van de vóór zijn
verdediging spelende laatste man, Koeman
veel geschikter was.
Ronald was pas 22. Hij was één van de vele
talenten die Ajax toen had en met wie
Cruijff aanvankelijk nog voortdurend aan
het schuiven was. Vanenburg rechts,
Robbie de Wit links. Allez, die Robbie die
kon ook voetballen hè. En klein rose-kopke
natuurlijk, Regtop. Eric Regtop uit Drente,
tjongejonge, wat een kereltje. Die was
zestien jaar. Die kwam voor het eerst in de
kern en die mocht een wedstrijdje
meedoen tegen de amateurs en die speelde
ze direct allemaal door de stokken. Die had
lef die kerel".
"Eric heeft 't niet gered en dat is jammer.
Hij kon voetballen, maar hij was te zeer
geklemd in zichzelf. Toen hè. Ik zie hem
nu soms spelen bij Heerenveen, hij doet
z'n acties nog wel, maar hij behoudt nu
ook het overzicht. Hij speelt nu meer
collectief. Vroeger was het voor hem
voldoende als hij z'n tegenstander de bal
door de stokken had gespeeld. Het vervolg
hoefde voor hem dan niet meer".
Idealisme en realisme
"Zoals Ajax nu speelt, is het nog altijd het
Ajax van toen. Met dezelfde nummering en
al. Ik zat op positie 4, Spelbos op 3. Arnold
Mühren was de controlerende man links
op 8 en op 6 had je Rijkaard. Positie 9 was
Van Basten, positie 10 Bosman en positie
11 De Wit. Gelijk nu. Het is wat het
systeem betreft exact hetzelfde gebleven".
"Ik zeg het juist, er ging bij Ajax een
compleet nieuwe wereld voor mij open.
Het spel van Ajax getuigt van idealisme en
van realisme. Het is idealistisch omdat er
volgens een bepaalde visie wordt
gevoetbald, het is realistisch omdat er
spelers worden opgesteld die het
ideaalbeeld kunnen realiseren. Ajax kan te
allen tijde het systeem spelen. Wat mij
pleziert aan Ajax is dat men consequent
blijft aan z'n lijn. Men groeit door en men
is nu zelfs met al die jonge jongens al zover
dat overal -uit en thuis of waar ook in
Europa- het systeem wordt gespeeld zoals
dat wordt verlangd. Met persoonlijkheid,
met een instelling en met een mentale
weerbaarheid.
In mijn tijd kon dat nog niet. Na een 1-4
nederlaag in de Meer tegen PSV, heb ik
eens kritiek op de tactiek van de trainer
(De Mos, red.) geleverd. Ajax ging er toen
aan voorbij dat PSV met twee spitsen het
veld heel breed hield en Spellie als nummer
3 nog niet op het niveau was zoals hij zich
nadien nog drie jaar lang verder zou
ontwikkelen. Zijn pass was toen nog niet
zo strak zoals die was na één jaar Cruijff en
die hem op 33-jarige leeftijd vervolgens
nota bene nog terug in Oranje zou
brengen. Dus PSV liet hem steeds in
balbezit komen, terwijl de twee backs
-Ophof op rechts en Boeve op links- ieder
op hun flank werden vastgezet door Van
der Gijp en Thoresen. We werden met 1-4
weggespeeld en ik hoorde na afloop in
Amsterdam iedereen, de vijfde colonne
incluis, mompelen dat het maar een laf
spelletje was dat PSV speelde. Ik vond toen
gewoon dat Ajax het zich niet kon
permitteren met 1-4 te verliezen van één
van de aartsvijanden en het stak me
bovendien dat men daar dan ook nog
lacherig over ging doen. Ik vond dat men
voor de tactiek van PSV respect moest
hebben."
"Bij Ajax is het systeem heilig. Ik vind dat
terecht. Maar in dat seizoen beheersten
nog lang niet alle spelers het systeem. Die
jonge gasten zaten toen nog in de groei.
Die waren nog niet zover. De Rijkaard
van-toen of de Rijkaard-van-nu; het
verschil in maturiteit is enorm. Het gaat
dan net om dat halve metertje dat je alerter
AJAX MAGAZINE JUNI 1995