Kanu,
octopus in
De Meer
interview
door Simon Zwartkruis
foto's Louis van de Vuurst
Zijn uitspraken zijn doorgaans minder sensationeel dan zijn verschijning. Hij heet een stille te zijn,
Nwankwo Christian Kanu uit Nigeria. De duizelingwekkende sleepbewegingen en onnavolgbare
doelpunten zijn inmiddels tot in de verste uithoeken van de wereld bekend. Zijn achtergronden,
passies en dromen des te minder. Ajax Magazine ontrafelde de geheimen van de Afrikaanse
octopus.
Want dat is-ie, Kanu, een langgerekte
inktvis met vier in plaats van acht
tentakels. Waarvan de onderste twee, zijn
benen, magische krachten lijken te
bezitten. De bovenste tentakels, de armen,
gebruikt hij om bij balaanname de barrière
tussen het leer en in zijn nek hijgende
verdedigers te vergroten. Wat volgt laat
zich nooit raden. Een directe kaats, een
niet na te vertellen schijnbeweging, een
slingersolo, Kanu beheerst het allemaal. En
wat de Nigeriaanse aanvaller ook bedenkt,
al zijn acties hebben één gemene deler; hun
onvoorspelbaarheid. Weet ook Kanu zelf.
"Ja, ik zie zelf wel in dat ik een sensationele
voetballer ben. Veel spelers kun je
vergelijken met anderen. Maar probeer jij
in het heden of verleden maar eens een
tweede Kanu te vinden..."
Terug naar het Nigeria van de zeventiger
jaren. Naar Owerri, een relatief welvarende
stad in het zuidwestelijk deel van het
immense Afrikaanse land. Centraal gelegen
in Imo-State, het industrieel bedrijvigste
deel van Nigeria. Hier, op 1 augustus 1976,
ziet Nwankwo Kanu het levenslicht. Een
broer en een zus heeft hij dan al, drie jaar
later volgt nog een jonger broertje. De
Kanu's hebben het goed. Vader is
zakenman, hij bemiddelt bij de aanleg van
wegen tussen overheid en wegenbouwer,
moeder staat met allerhande spulletjes op
de markt. Beschermd en onbezorgd
genieten de vier Kanu-kinderen van hun
jeugd. De middelste zoon, Nwankwo, gaat
graag naar school. Vooral wiskunde boeit
hem. Al dwalen zijn gedachten tussen alle
logaritmen en hyperbolen door continu af.
Want na iedere schooldag lonkt een klein,
kaal, afgetrapt buurtveldje, vlak om de
hoek. Profvoetballer wil hij worden, dat
weet hij al heel vroeg, en pas als dat niet tot
de mogelijkheden blijkt te behoren wil hij
wiskunde gaan studeren. Maar nu eerst
naar het veldje, waar zijn vriendjes op hem
wachten. "Mijn vaste voetbalvrienden en ik
formeerden een buurtclubje", gaat Kanu
niet eens zo heel lang terug in de tijd.
"Meestal voetbalden we onderling, maar
als het even kon daagden we andere
buurten uit om tegen te spelen. We
voetbalden met een heel licht, plastic
balletje. Zo eentje die je in Nederland
alleen in de supermarkt kan kopen, voor
een paar gulden. Dat ding vloog alle kanten
op als je probeerde te dribbelen. Voor ons
was zo'n bal grote rijkdom. In dat
buurtelftal was ik altijd de uitblinker. Er
werd ook nooit begonnen voordat ik op
het veldje was. Mijn partij was altijd bang
20
AJAX MAGAZINE JUNI 1995