een heel andere voetballer. Ook een ander mens. Ik hou me steeds voor, als mensen me het Cruijff-etiket opplakken: Wie ben ik wel?' Niets, ik moet nog veel leren en dat kan ik alleen als ik mezelf blijf." Nu: "Ik was compleet het tegenoverge stelde van Johan. Hij had een grote bek. Die had ik niet. Ik was meer in mezelf gekeerd. Het meeste vervelende vond ik dat mensen die verwachting, het Cruijff- etiket dat een ander erop had geplakt, tegen me gingen gebruiken. Zoals dus die Grijsaard. Zei ik Grijsaard? ik bedoel Grijzenhout. Op de training gaf ik een foute pas. En hij ging me toch te keer. Hij zei, waar iedereen bij stond: 'Die Ruiter mocht willen dat-ie de grote teen van Cruijff had'. Ik huilde bijna. Oh, wat raakte-ie me diep. Ongelooflijk. In plaats dat die man me een beetje beschermde voor die druk, voor die verwachting, trapte-ie me de grond in." De bange jongen "Cruijff reageerde niet eens op me. Toen ik na de jeugd in het Tweede terechtkwam, werd het niet veel anders. Waarom zou hij naar Sjoerd Ruiter gaan? Cruijff was een lefgozertje, ik niet. Ik, de bangerik en hij de grote voetballer. Waarom zou hij bang moeten zijn voor mij? Omdat ik er aan zat te komen? Ach, daar zal hij zich niks van aangetrokken hebben. Ik weet nog wel dat we met de A en B-selectie een keer zijn gaan stappen, maar er gebeurde niks. Ik bleef Sjoerd van het Tweede. Een bange jongen zonder zelfvertrouwen." "Eigenlijk ben ik altijd bang geweest. Ik weet dat ik heel graag profvoetballer wilde worden. Maar er was altijd ontzettende twijfel. Kan ik de druk wel aan? Wat zullen de mensen wel niet zeggen? Speel ik wel goed genoeg? Dat ik uiteindelijk ermee ophield, had daar alles mee te maken. Ik kon niet meer. Het is me achteraf gezien een raadsel dat ik nog goede wedstrijden heb gespeeld. Geestelijk kon ik niet meer. Op m'n 20ste stopte ik. Na vijf jaar Ajax." "Ik liep er al een hele tijd mee rond. Ben zelfs nog naar de Ajax-psycholoog Grunwald geweest. Ik heb 'm weinig verteld: alleen dat ik gespannen was en slecht tegen de druk kon. Of zelfs dat niet. Of in bedekte termen. Ik had 'm moeten vertellen dat ik doodsbang was. Doodsbang voor alles. Voor het leven." "Nu begrijp ik hoe dat kwam. Er was geen bodem, geen basis. In al die vijf jaar dat ik bij Ajax heb gevoetbald, kreeg ik geen enkele steun van mijn ouders. Zij haalden me nooit op, zij kwamen nooit kijken. Ja, en dan die andere families. Ik weet nog wel die ouders van Gerrie Kleton: die waren er altijd, waren er altijd voor Gerrie. Mijn ouders hadden totaal geen belangstelling. In m'n eentje lukte het me niet. Zeker niet op zo'n leeftijd. Ik sprak nooit met iemand thuis; ze vroegen ook nooit wat. Ja, één keer zeiden ze: 'wat praat je plat, dat komt zeker door Ajax'. Meer niet. Het was los Het Ajax-stadion is net voorzien van de beroemde vier letters op het dak wanneer Sjoerd Ruiter op het trainingsveld poseert. zand thuis. Iedereen deed maar wat." "Ik geloof dat m'n moeder een keer met een buurman is wezen kijken. M'n vader? Nooit. Die was weg. Die was varen. En als hij wel thuis zat, keerde hij zich af van mij. Toen wist ik niet die omstandigheden mijn bangheid bepaalde, mijn gebrek aan zelfvertrouwen. Da's pas later gekomen". "Je had toen natuurlijk een gigantisch goed Eerste. Keizer, Cruijff, Swart... Als je in het Tweede speelde, moest je wel enorm goed zijn wilde je een kans krijgen. Bij Ajax twijfelde men aan mijn mentale gesteldheid. Tijdens de trainingen was ik er niet altijd met mijn hoofd bij. Noem me maar een labiele jongen." Het opluchtende stoppen "Toen keken ze ook niet verder dan het voetballen. Nu weten ze ook dat de familie belangrijk is. Laatst was ik een keer bij Ajax en heb ik nog een tijdje met Louis van Gaal staan praten. Ik heb nog met hem in Tweede gevoetbald. Hij vertelde me ook dat er tegenwoordig totaal anders mee om wordt gegaan. Alles houden ze in de gaten, ook hoe het bij de jongens thuis is. Want jongens bij wie het in het gezin goed gaat, staat er ook in het veld goed voor." "Na het derde seizoen in het Tweede, kreeg ik weer een B-contract. Ik dacht: 'ik hou ermee op'. Het was een mooie avond, ik weet het nog goed. Ik was op de brommer van Amstelveen naar Ajax gereden. In de bestuurskamer zaten Van Praag en Westrik. 'Het gaat niet meer', zei ik. Ze waren ontzettend kwaad. 'Je hebt een mooie opleiding gehad, verdomme. We kunnen je aan Jan en Alleman verkopen'. Ze vroegen niet: 'Sjoerd, wat is er dan. Waarom dan?' Nee, niks. Ik liep al een hele tijd met de gedachte rond om te stoppen. Nadat ik het gezegd had, was er een enorme opluchting. Maar ook: een vreselijk gevoel want ik ging weg bij Ajax." "Ik moest m'n shirtjes inleveren. De dikke trui voor in de winter. De trainingspakken. M'n spelerskaart. Ik weet niet meer of ik het die andere jongens heb verteld. Ik geloof het niet: ik was zo gesloten. Over je onzekerheden praatte je niet bij Ajax, nergens eigenlijk. Eerst dacht men dat het iets met dat brommerongeluk te maken had. Een half jaar daarvoor was ik, op weg naar een nachtvoorstelling, met de brommer tegen een vluchtheuvel opgereden. Kaak gebroken. Maar dat had er niks mee te maken." "Ook zeiden mensen dat het met de begeleiding van Ajax te maken had. Onzin, ik verwijt Ajax niks. Ik had het gewoon nooit gered. Was gewoon een bang kind. Was zwevende zonder een echte basis. Daar ben ik eigenlijk nog steeds mee bezig: wat is er misgegaan met mij, met het gezin. Dat heeft mijn leven bepaald. Op je vijftiende en je twintigste begrijp je dat niet. Nu valt dat op z'n plaats." AJAX MAGAZINE APRIL 1995

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1995 | | pagina 69