2. De eerste club
"Dat was De Zouaven, ontstaan na een fusie
tussen Grootenbroek en Lutjebroek. M'n
vader heeft er jaren gespeeld, is ook erelid.
Hij was in zijn tijd de enige speler van De
Zouaven die betaald voetbal ging spelen, bij
Alkmaar '54. Hij was een beetje een
Overmars-type, klein en snel. Met iets meer
technisch vermogen. Vader regelde dat
Ronald en ik een jaar eerder dan officieel
toegestaan, op ons zevende, lid werden.
Onze eerste wedstrijd speelden we in het
vijfde B-pupillenteam. We wonnen met 10-
0 en Ronald en ik scoorden allebei vijf keer.
Moeder heeft nog video-opnamen thuis van
die wedstrijd. Volgens mij was dat de eerste
keer dat ze een camera in haar handen had,
want het enige wat je op die videoband ziet
is hoe we constant juichend weglopen. De
doelpunten had ze helaas gemist, ha ha.
Gelukkig kan ik me alles van die dag nog vrij
goed herinneren. Ook, dat ik het tenue niet
mooi vond toen ik het voor de eerste keer
aantrok. Grijs met rood, dat vond ik niks.
Maar verder niets dan goeds over de
Zouaven. Het was een grote, gezellige club
met een sterke jeugdafdeling. En dat is het
nog steeds."
3. De Droom
"Ik was van jongsafaan vastberaden om
profvoetballer te worden, Ronald ook. We
wisten wat we wilden en waren ervan
overtuigd dat het zou lukken. Daarom kun
je moeilijk van een droom spreken. Ik ging
naar school omdat het nou eenmaal moest,
maar nooit met de gedachte er in de
toekomst iets mee te doen. Ik heb LTS-
electrotechniek gedaan, maar kon me met
geen mogelijkheid voorstellen dat ik ooit
electriciën zou worden. De keuze voor
electrotechniek was ook op niks gebaseerd.
Ik hoorde dat het de moeilijkste richting
was, dus dat leek me wel een uitdaging.
Vader stimuleerde ons ook eigenlijk meer
om te gaan voetballen dan om te leren. Net
als wij zelf was hij ervan overtuigd dat we
zouden slagen in de voetballerij. Het lijkt
me dat die verwachting aardig is
uitgekomen."
4. Het Besef
"Mijn loopbaan is tot nu toe heel geleidelijk
verlopen, precies zoals het moest. Pas
achteraf besef je dat het helemaal niet zo
normaal is om bij Ajax de jeugdelftallen te
doorlopen en vervolgens een basisplaats in
het eerste te veroveren. Zeker niet als je kijkt
wat voor spelers er halverwege afvallen.
Jongens als Danny Muller, Danny Zwartjes,
André Gieling, dat waren grote talenten uit
mijn lichting, van wie iedereen dacht dat ze
het zouden redden. Het klinkt misschien
raar, maar als ik die jongens nu tegenkom
heb ik moeite om ze recht in de ogen te
kijken. Dan schaam ik me bijna dat ik er wel
ben gekomen en zij niet. Maf is dat, het is
moeilijk uit te leggen. Ik stond er in de jeugd
bij Ajax ook nooit bij stil dat ik wel eens zou
kunnen afvallen. Typisch Frank de Boer.
M'n vriendin zegt wel 's dat ik me nooit
ergens druk om maak. En dat is ook zo. Ik
ga zonder zorgen door het leven."
5. Het Debuut
"Volgens de statistieken was dat uit bij PEC
Zwolle. Ik had al een paar keer op de bank
gezeten en mocht invallen. We verloren met
4-2 en ik stond op Edwin van Ankeren.
Voor m'n gevoel heb ik een week later pas
echt gedebuteerd. Thuis tegen PSV in de
basis, die regen wedstrijd in het Olympisch
Stadion waarin Rob Witschge de twee
doelpunten maakte. Voor de wedstrijd was
ik onvoorstelbaar zenuwachtig, echt niet
normaal meer. Bij PEC kreeg ik al een beetje
een shock toen me werd verteld dat ik moest
warmlopen, maar dat was niets vergeleken
met toen. De spanning zakte in mijn benen,
ik had het gevoel alsof ze helemaal vol zaten.
Na één sprintje voelde het alsof ik een hele
marathon had gelopen. Pas tijdens de
tweede helft viel die spanning een beetje van
me af. Het ging best aardig, ik speelde in de
zone op Gerald Vanenburg. Maar wat me
vooral is bijgebleven is de ongelooflijke
spanning, de zenuwen. Ik wist niet dat een
mens zo zenuwachtig kan zijn."
6. De Ontwikkeling
"Een vriendje van ons op de camping, Piet
Hogenhout, speelde bij Ajax in de A-
junioren. Via hem konden Ronald en ik een
keer meetrainen. Een jaar later werden we
gevraagd door Ajax, maar vanwege school
en enkele probleempjes over de reiskosten
vergoeding ging er nog een jaartje overheen.
Ik begon als linksbuiten in de B-junioren,
later ben ik op verzoek van mijn vader
linksback gaan spelen. Omdat ik in de
voorhoede alleen maar gaten liep te trekken
voor de opkomende spelers. Die
omschakeling was geen enkel probleem.
Aanvankelijk werden we als de boertjes uit
Grootenbroek gezien, maar door goed te
voetballen en een goed weerwoord te
hebben, snoerden we de Amsterdammers
vrij snel de mond. Overigens heb ik al
vanuit de jeugdtijd een goed contact met
Louis van Gaal. Als vader ons niet kon
brengen reden we wel eens met hem mee, ik
heb het idee dat Van Gaal altijd al gek van
me is geweest. Onder hem ben ik een veel
betere voetballer geworden. De eerste jaren
bij de selectie werden we nog de jongens van
de patatgeneratie genoemd. Ikzelf had toen
vaak rare oplossingen nodig in bepaalde
spelsituaties. Het poorten is een aardig
voorbeeld. Iedereen dacht dat ik voor de lol
tegenstanders door hun benen speelde,
maar het was puur een noodoplossing.
Omdat ik technisch gewoon nog te kort
kwam om iemand op een normale manier
te passeren. Nu mijn techniek sterk is
verbeterd, heb ik dat soort grappen niet
meer nodig, de bal valt nu waar ik 'm
hebben wil. In de toekomst zie ik mezelf als
de libero van Ajax. Tactisch en technisch
heb ik me inmiddels genoeg ontwikkeld om
goed op die plek te spelen."
7. Ajax
"Ik was altijd al fan van Ajax, alhoewel ik
geen type was dat op handtekeningenjacht
ging. Daar ben ik te nuchter voor. Zoals ik
het ook moeilijk vind te bevatten wat de
impact van deze club is. De wereldwijde
uitstraling, het feit dat mensen niet kunnen
slapen als je verliest. Die dingen zijn
moeilijk te beseffen, maar daardoor weetje
wel dat je iedere minuut alles moet geven.
Van de eerste Ajax-wedstrijd die ik in het
stadion zag kan ik me vooral het spel van
Tscheu la Ling herinneren. Die maakte bij
een actie zeven scharen achter elkaar,
fantastisch vond ik dat. Tsja, en nu speel ik
er zelf, met een contract tot de
eeuwwisseling. De toekomst ziet er goed uit,
er zijn nu al weinig clubs die aan Ajax
kunnen tippen. Er zijn drie clubs die me
nog aan het denken zouden kunnen zetten,
dat zijn Milan, Juventus en Barcelona, maar
in principe ligt mijn toekomst bij Ajax. En
dat vind ik een heel prettig idee."
AJAX MAGAZINE FEBRUARI 1995
71