Keeperstrainer Frans Hoek herinnert zich
de binnenkomst van de nieuwe derde
doelman nog als de dag van gisteren.
"Edwin had iets heel jeugdigs", diept Hoek
uit zijn geheugen op. "Een vrij onervaren,
schuchtere jongen. Wat me meteen opviel,
toen ik hem voor het eerst bij Noordwijk
ging bekijken, was dat hij behoorlijk all
round was. Ik ben met Edwin dus niet op
specifieke dingen gaan trainen. Pas met de
invoering van de nieuwe terugspeelregel,
vorig jaar, zijn we dat gaan doen. Omdat
het meevoetballen nu nog belangrijker is
geworden dan het al was bij Ajax, zijn we
heel intensief op zijn linkerbeen gaan
trainen. Maar verder was en is het bij
Edwin vooral een kwestie van aanscherpen
en perfectioneren. Met Stanley Menzo ging
het wat anders. Stan is een keeper van zeer
hoog niveau, maar aanvankelijk had hij
wat moeite om keuzes te maken bij diepe
ballen. Met hem heb ik in het begin dus
meer specifiek getraind. Bij Edwin was dat
niet nodig, was het van meet af aan
bijvijlen van alle technieken."
Harde leerschool
Van het lieflijke Voorhout naar het
bikkelharde profmilieu in Amsterdam.
Voor Edwin van der Sar opende zich een
nieuwe wereld. Eentje waarin slechts één
recht telt, dat van de sterkste. Een wereld
ook waarin jonkies, zoals Edwin destijds,
genadeloos worden aangepakt. Verbaal en
fysiek. "De overgang van de amateurs naar
het tweede van Ajax viel me reuze mee.
Oké, onder Bobby Haarms werd er
ontzettend scherp getraind, maar dat stond
me juist wel aan. De overstap naar het
eerste was een stuk moeilijker. Ik werd
constant verrot gescholden, vooral door
Jan Wouters. Daar had ik in het begin best
moeite mee. Op een gegeven moment ging
ik zelfs met tegenzin naar de training toe,
dan zag ik op tegen al dat gescheld en
gedoe. Ik kreeg het idee dat ik nooit iets
goed deed, ontdekte hoe hard de
profwereld kan zijn. Achteraf zie je pas in,
dat je daar doorheen moet als je de top wilt
bereiken. En besef je dat een jongen als
Wouters niet voor zijn eigen plezier loopt
AJAX MAGAZINE FEBRUARI 1995
17