Dick van Dijk, die de score tegen Panathinaikos
opende: "Wanneer ik dat doelpunt nog eens zie,
doet dat mij steeds weer wat."
presteerde Panathinaikos het onmogelijke
door zich via een 3-0 zege alsnog voor
Londen te plaatsen. In die wedstrijd bleek
dat de Griekse ploeg vooral leunde op de
inbreng van regisseur Dimitris Domazos, de
ragfijne techniek van middenvelder Kostas
Elefterakis en de bevliegingen van de grillige
rechtsbuiten Grammos. De meest in het
oog springende naam echter was die van de
trainer, Ferenc Puskas. Hongaarse legende
bij leven, voorheen spits, ex-majoor in het
leger, in de woelige jaren vijftig gevlucht
naar Spanje. Waar de technisch volmaakte
goaltjesdief aanschoof bij Real Madrid, op
dat moment ongenaakbaar in Europa.
Pancho speelde met de Madrileense
koningsclub drie Europa Cup 1-finales en
scoorde daarin zes maal. En nu, elf jaar na
de verovering van zijn enige Europa Cup
voor Landskampioenen, mocht Puskas het
als trainer gaan proberen. Al had hij daar,
na enkele spionagetripjes naar Amsterdam,
weinig fiducie in. Een week voor de finale
verzuchtte de Hongaar een anticlimax te
vrezen.
In Amsterdam had collega Michels intussen
geheel andere zorgen aan zijn hoofd.
Terwijl de Grieken de gelegenheid hadden
zich een maand lang te verkneukelen en
voor te bereiden op de finale, naderden de
Nederlandse competities hun kookpunt.
Ajax legde in twee bedrijven ten koste van
Sparta beslag op de KNVB-beker, maar in
de strijd om het kampioenschap gleden
Cruijff en de zijnen hard onderuit. In een
rechtstreekse confrontatie, in het
Olympisch Stadion, zes dagen voor de
prestigeslag met Panathinaikos, verspeelde
Ajax de landstitel aan Feyenoord. In
datzelfde duel scheurde Piet Keizer een
spiertje in zijn hiel. Na de kuitbeenbreuk
van Ruud Krol, opgelopen in de bekerstrijd
tegen Feyenoord, een tweede klap in het
gezicht van Rinus Michels. De onverwachte
rampspoed weerhield de trainer er niet van
een wel zeer bijzondere weddenschap met
keeper Heinz Stuy af te sluiten. Als Stuy in
Londen zijn doel schoon zou weten te
houden, zou hij in de laatste
competitiewedstrijd, bij Go Ahead Eagles,
in de spits worden geposteerd. Die stond.
In de tempel
Gelijk met het vertrek van Ajax naar
Engeland kwam in Amsterdam een ware
rood-witte armada op gang. Het Cup-virus
had zich onstuimig door Nederland
verspreid en in de dagen voor de wedstrijd
streken tienduizenden doldwaze fans op de
Londense pleinen neer. Terwijl dokter
Rolink zich onledig hield met de hiel van
Piet Keizer Piet, trainer Michels zijn hersens
kraakte over de opstelling en de Engelse
Ajax in de aanval. Nico Rijnders bestookt het doel
van Panathinaikos.
politie alle fonteinen uit voorzorg liet
leeglopen namen minimiaal veertigduizend
Ajax-supporters drinkend en hossend een
voorschot op de overwinning. Daartoe
aangevuurd door Willy Alberti en Tante
Leen, live op Trafalgar Square.
Dan de finale zelve. Bij de bekendmaking
van de opstellingen bleken de gebeden van
Ferenc Puskas niet verhoord. De Hongaarse
oefenmeester had vooraf openlijk zijn hoop
op het meespelen van Horst Blankenburg
uitgesproken, omdat die op snelheid
geklopt zou kunnen worden door
Grammos. Rinus Michels bleek de
bewaking van de aalvlugge rechterspits
echter aan de minstens zo snelle Wim
Suurbier te hebben toevertrouwd. In de
aanval was een plaatsje ingeruimd voor
Dick van Dijk, die in de competitie
veelvuldig als pinch-hitter was ingezet.
Voor het overige herbergde de opstelling
van Ajax geen verrassingen. Aanvoerder
Velibor Vasovic, in zijn laatste grote
wedstrijd in Ajax-dienst en Barry Hulshoff
bemanden het centrum van de verdediging,
die gecompleteerd werd door de dit keer als
rechtsback opererende Johan Neeskens.
Sjakie Swart, Nico Rijnders in het kielzog
van aanvoerder Domazos en het vaste
aanspeel- en rustpunt Gerrie Mühren
AJAX MAGAZINE DECEMBER 1994
43