erachter, je tegenstander niet opzoekt. In
een wedstrijd komt dat soms wel zeventig,
tachtig minuten voor. Dan moet je dus
steeds die bal
terugleggen. Op
een gegeven
moment heb ik dan
zoiets van, ja, ze
bekijken het maar,
ik ga er lekker een
keer langs, hup.
Zoals op het WK in
Amerika tegen
Marokko. Ik ging
er toen langs en
toen was ik er ook
langs. En het was
meteen een goal.
Zo schoot het ook
niet op, vond ik".
"Van huis-uit
stappen wij snel
over de dingen
heen. Over
successen. Maar
zeker ook over
teleurstellingen. Ik
mag natuurlijk niet
mopperen. Wat
stellen mijn
problemen
eigenlijk voor? Ik
kan lekker voetballen. Er zijn mensen die
voor mij naar het stadion komen. Voor mij
zullen dat er niet zo veel zijn als voor
Ronald de Boer, maar toch.
niet voor. Het materiële interesseert me
geen reet. Maar ja, bij een topclub als Ajax
gebeurt dat nu eenmaal.
Het zal me niet
veranderen. Ik denk
niet dat het ooit in me
zal opkomen om me
anders voor te doen
dan ik ben. Ik weet wat
ik ervoor moet doen, ik
weet wat ik er allemaal
voor moet doen om
een goede wedstrijd te
spelen. Daarom zal ik
altijd normaal blijven
doen. Mijn vader heeft
het mij voorgehouden
en op mijn beurt vertel
ik het weer mijn
kinderen.
Ik heb er twee. Ik heb
er bepaalde
verwachtingen van. Ik
zou graag willen dat ze
zich op school goed
ontwikkelen. Juist,
omdat ik er zelf wat dat
betreft vroeger een
bende van heb
gemaakt. Nummer
veertien van vader Van
Vossen moest altijd
rotzooien en de lolbroek uithangen. Ik kon
niets anders. Wat dat betreft heb ik dus het
geluk gehad dat ik profvoetballer ben
geworden. Op het veld ben ik op mijn plek.
Ik heb een prachtig leven. Dat realiseer ik
me terdege. Ik verkeer in een prachtige
positie. Als profvoetballer worden mij
dingen aangereikt, waarvan anderen alleen
maar kunnen dromen. De weelde, de luxe.
Alles wat ik vraag, gebeurt. Ik heb het daar
soms moeilijk mee, want daar doe ik het
AJAX MAGAZINE DECEMBER 1994