De stam en de appel
Castcolumn
door Klaas Vos
Dit is het verhaal van de stam en de appel. Het verhaal dat de
volkswijsheid uitdrukt dat een appel die zich losmaakt van de boom,
nooit ver van de stam terecht komt. Een volkswijsheid die zich in
meer gezegden als koegrote waarheid presenteert: zo vader, zo zoon;
zo de ouden zongen, piepen de jongen; hij heeft een aardje naar zijn
vaartje.
Je bent nog maar amper ter wereld gekomen of de over je wieg
gebogen ooms en tantes roepen, al dan niet in koor: 'sprekend zijn
vader', of'sprekend zijn moeder'. En naar mate je ouder wordt, kom
je er achter dat je niet
alleen uiterlijk op één van
je ouders lijkt, maar datje
ook in meer of mindere
mate
karaktereigenschappen
geërfd hebt. Dat is
allemaal nog te begrijpen.
Ofschoon ook dat een
wonder blijft, dat de
samensmelting van zoiets
miniscuuls als een zaad-
en een eicel een "vrucht"
oplevert, die niet ver
verwijderd ligt van zijn of
haar stam.
Nog wonderlijker is het
wanneer het om
vaardigheden gaat. Een
vaardigheid als voetballen
bijvoorbeeld. Op 10
september speelde Jordi
Cruijff zijn eerste
competitiewedstrijd voor
Barcelona. Wat Johan
kon, kan zijn zoon nu ook:
voetballen op topniveau.
Zo vader, zo zoon. De Jari Litmanen trad in de voet(bal)sporen van
voetballerij kent meer was'
voorbeelden: Jan en Youri
Mulder, Theo en Michel Vonk, Martin en Ronald (en Erwin)
Koeman, Olavi en Jari Litmanen, Wim en Gert van Hanegem. De
zoon van Jan Jongbloed was ook keeper.
En dit zijn nog beroemde voorbeelden. Minder bekende zijn ook te
geven: de vader van de De Boertjes heeft op redelijk niveau gespeeld;
hetzelfde geldt voor pa Witschge. En ik heb geen compleet beeld,
maar links en rechts navragen leerde mij dat veel spelertjes van Ajax
vaders hebben, die bepaald niet slecht voetbalden. Het geldt voor de
Seedorfjes, het geldt voor de broertjes Stuut, om maar weer een paar
voorbeelden te geven. Veel van bovenstaande voorbeelden leren
ook dat de blijkbare overdracht van voetbalvaardigheid niet tot één
zoon beperkt bleef. Sterker nog, dat er zoveel voetballende broers
zijn, bevestigt veeleer de stelling, althans mijn vermoeden dat
voetbaltalent een erfelijke eigenschap is. Die overdracht is overigens
nooit puur. Ik bedoel: soms zijn de vaders beter dan de zoons, in
bepaalde gevallen is het omgekeerd. Of worden die verschillen
bepaald door verschillende
omstandigheden waarin
het talent zich kon doen
gelden? Met andere
woorden: als de
omstandigheden voor
zowel vader als zoon
helemaal gelijk zouden
(geweest) zijn, dat de mate
van beider vaardigheid ook
gelijk zijn zou?
Natuurlijk zullen er veel
voetballers zijn, wier vader
er geen hout van kon.
Natuurlijk zullen er
voetbalvaders zijn, wier
zonen er niets van kunnen.
Omdat wellicht de eicel het
won van de zaadcel en ze
dus bijvoorbeeld goed
kunnen zingen of koken.
En dan is er ook nog de
vraag wanneer het begon.
Kon bijvoorbeeld de vader
van Johan Cruijff ook al
aardig met de bal overweg?
Of is het met Johan zo
i vader Olavi, die ook Fins international maar, als aangewaaid,
Foto: Louis van de Vuurst begonnen?
De erfelijke overdracht van
het voetbaltalent kent nog vragen te over, maar dat de erfelijkheid in
het geding is, staat voor mij wel vast.
En daarom hoop ik dat Kluivert, Kanu, Wooter, Seedorf en Oulida
niet besluiten geen kinderen te willen. Alhoewel: laten ze eerst hun
potentie voorlopig maar op de groene mat bewijzen. Voor
genetische overdracht van hun talent hebben ze nog tijd zat.
AJAX MAGAZINE NOVEMBER 1994
81