halen, dat vind je bij Ajax in alle geledingen terug. Ik heb mezelf trouwens nooit gespiegeld aan andere keepers. Jan Jongbloed vond ik een mooie keeper, maar dat was waarschijnlijk omdat hij tijdens het het WK in 1974 op doel stond. Dat was het eeste WK dat ik intensief heb gevolgd. Maar een idool is hij nooit van me geweest. Ook daar ben ik te nuchter voor." 4. Het Besef "Dat sluipt er langzaam in zodra je de hoogste jeugdelftallen van Ajax doorloopt. Om je heen zie je dat hele horden voetballers aan het eind van het seizoen worden weggestuurd, terwijl je zelf naar tevredenheid van de trainers presteert. De doorbraak is natuurlijk je eerste jeugdcontractje. Dat ging in feite om een paar rotcenten, maar dat is op dat moment helemaal niet belangrijk. Er is je constant verteld dat je blij mag zijn, dat je bij Ajax mag voetballen. En zo is het natuurlijk ook. Zo'n eerste contract is de bevestiging dat ze het echt in je zien zitten. Dan wordt het allemaal plotseling nog serieuzer dan het al was." 5. Het Debuut "Bij Ajax heb ik nooit een officiële wedstrijd gespeeld. Tijdens oefenpotjes in de voorbereiding heb ik uiteraard wel op doel gestaan, maar dat telt niet. Die win je met 20-0, zonder dat je ook maar iets te doen krijgt. Bij het eerste had ik Stanley Menzo altijd voor me, er was voor mij geen doorkomen aan. Daarom ben ik op mijn 21ste naar Cambuur gegaan. Daar maakte ik mijn debuut in het betaalde voetbal. Op 5 december 1986, thuis tegen Willem II, dat zal ik nooit meer vergeten. Het stadion zat met tienduizend toeschouwers tjokvol. We kwamen via twee geweldige doelpunten al snel voor, waarna Willem II sterk begon aan te dringen. Ik maakte een paar goeie reddingen, waarna we uiteindelijk met 5-0 wonnen. Door dat goeie debuut was het vanaf de eerste wedstrijd koek en ei tussen mij en het Friese publiek. En dat is altijd zo gebleven. Zeven jaar achtereen werd ik door de supporters uitgeroepen tot speler van het jaar." 6. De Ontwikkeling "Bij JOS was de keeperstraining meer een soort bezigheidstherapie. Pas bij Ajax ben ik specifiek gaan trainen. Zeker nadat Frans Hoek aan de staf werd toegevoegd. Frans heeft een aantal belangrijke pluspunten. Ten eerste heeft hij zelf jaren op niveau gespeeld, dat vind ik essentieel voor een keeperstrainer. Daarnaast heeft hij enorm veel vakkennis, die hij ook nog eens goed weet over te brengen. Hoofdtrainers heb ik in alle soorten en maten meegemaakt. Hoewel ik gehaald was door Aad de Mos, had ik geen hoge pet van hem op. Zijn trainingen waren heel steriel, voorspelbaar. En hij had alleen maar oog voor de oudere spelers, de jongeren liet hij links liggen. Daarna kwam Cruijff en ook ik was helemaal gek van zijn aanpak. Strakke lijnen en veel discipline, iedereen wist waar hij aan toe was. Hij heeft Stanley en mij ook op een heel andere manier leren AJAX MAGAZINE NOVEMBER 1994 keepen, als een soort veredelde libero. Dat maakte het keepen aanvankelijk een stuk moeilijker, maar op den duur leverde het veel meer spelplezier op. Die manier van keepen kon ik bij Cambuur gewoon voortzetten. Die waren juist op zoek naar een meevoetballende doelman. Ik heb daar vaak genoeg vlak voor de middenlijn de bal veroverd, zo diep speelde ik soms. Prachtig, dan stond het publiek op de banken. Bij Cambuur heb ik de beste herinneringen aan Fritz Korbach. Dat hij fantastisch sfeer kan maken is inmiddels bekend, maar daarnaast verdiepte hij zich echt in het keepersvak, daar stak hij veel tijd in. Cruijff deed dat ook. Later kwam Sandor Popovics, ook al zo'n kleurrijk figuur. Helaas wordt hij in de media altijd afgeschilderd als een clown, terwijl het een ongelooflijk bezeten trainer is. Die man maakte uren op de club, niet normaal meer. Die bezetenheid, dat heb ik zelf ook. Ik ga nog steeds elke training tot op de bodem. Tegenwoordig train ik bij Ajax veel op specifieke zaken. Spelhervattingen, het verwerken van terugspeelballen, dat soort dingen. Hoewel ik inmiddels een hoop op routine kan doen en veel spelsituaties herken, ben ik natuurlijk nooit uitgeleerd. De ontwikkeling stopt pas na je laatste wedstrijd." 7. Ajax "Ik vond het fantastisch dat Ajax me terug wilde halen, zo vaak doen ze dat niet, maar toch heb ik even goed moeten nadenken. Bij Cambuur heb ik zeven jaar onafgebroken onder de lat gestaan, 272 wedstrijden op rij. Terwijl ik bij Ajax genoegen moet nemen met een reserverol. Ach, er staat zo veel moois tegenover. Spelen om de titel, de Champions League, overal volle stadions, de uitstraling. Dat laatste is af en toe moeilijk te bevatten. Dan lees je dat over de hele wereld honderd miljoen mensen naar Ajax-AC Milan hebben gekeken... Daar moet je ook niet bij stilstaan als je het veld opkomt. Ikzelf sta natuurlijk wat minder in de schijnwerpers, maar dat betekent niet dat ik me heb neergelegd bij een plek op de bank. Ik ben hier met één doel gekomen en dat is het veroveren van een basisplaats. Ik ben nu 29 jaar, maar nog steeds zo strijdlustig als een jonge hond." 65

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1994 | | pagina 67