Van applaus kan de veteraan nog altijd
ontroerd raken. "Kippevel is er altijd. In de
tunnel van het Olympisch stadion, bij de
opkomst van de elftallen, loop ik meestal
achteraan. Op het moment dat de eerste
spelers bovenaan de trap zichtbaar worden
voor het publiek, wacht ik op het gejuich
dat elk moment zal losbarsten. Het is het
sein dat het feest gaat beginnen. Op de
tonen van Queen. De stem van Freddy
Mercury. 'We are the champions'. Mooie
taferelen zijn dat. Tijdens Europa Cup
wedstrijden heb ik wel eens tranen in de
ogen gehad. Een simpel iets als een wave
kan mij diep ontroeren. Ik vind het mooi
als supporters zo ver gaan dat ze durven
laten zien dat ze van Ajax houden".
Ajax als de grote liefde. Soms gaat de
begeerte wel heel ver. "Ajax is heel erg 'hot'
op het ogenblik en wij zijn het die dat toch
maar hebben gedaan. Het is in het begin
van de jaren zeventig begonnen, maar het
is onze verdienste dat de populariteit van
de club de laatste vier, vijf jaar weer is
aangewakkerd. Ik heb er geen moeite mee
als supporters beslag op me leggen. Als
geen ander besef ik dat er mensen zijn voor
wie Ajax alles betekent. Mensen die min of
meer van weekeinde naar weekeinde leven.
Daarom zal ik die aandacht altijd
beantwoorden. Ik zal het enorm missen
zodra het straks voor mij is afgelopen".
Hij is nog lang niet uitgevoetbald?
"Stoppen? Het is voorlopig nog niet aan de
orde. Aan het afscheid moet ik niet
denken. Als het aan mij ligt ga ik door tot
m'n veertigste. Mijn lichaam reageert na
een inspanning nog hetzelfde als vijf jaar
geleden. Na afloop voel ik geen pijntje. De
volgende ochtend sta ik fluitend op".
Het beste seizoen
"Ik heb een behoorlijk zwaar seizoen
achter de rug. Met Ajax, met het
Nederlands elftal. Ik ben in Amerika
geweest, ik heb vervolgens drie weken niets
gedaan, maar op de eerste de beste training
met Ajax was ik meteen weer zo fit als een
hoentje. Het gaat me ontzettend
gemakkelijk af. Meer kan ik er eigenlijk
niet over zeggen. Het kost me fysiek nog
geen enkele moeite. Ook de duurlopen in
het Amsterdamse Bos niet. Al loop ik
eerlijk gezegd met wat meer verstand dan
vroeger. Een plaats midden in het peloton
is voor mij nu goed genoeg. Vroeger zat ik
in de kopgroep. Ik moest en zou in de
voorbereiding altijd voorop lopen. Nu
denk ik meer aan de dag van morgen, aan
de training van de volgende dag. Liever
vandaag 75 procent en morgen 75 procent
dan vandaag honderd en morgen maar
vijftig. Dat is ervaring. Van Gaal geeft de
spelers veel verantwoordelijkheid. Als ik
me vermoeid voel, mag ik van hem best
een keer een training verzaken. Hij zegt het
al twee jaar tegen me, maar ik heb het nog
nooit gedaan".
"Vorig seizoen was het beste uit mijn
carrière. Met afstand zelfs. Niet alleen als
voetballer, ook als inspirator van het elftal.
Ik geef toe dat dit misschien een tikje
pathetisch klinkt, maar ik vind toch dat ik
dit mag zeggen. Niet op basis van mijn
staat van dienst of het feit dat ik
aanvoerder ben; dat telt niet, vind ik. Ik
mag het zeggen op basis van wat ik heb
gepresteerd".
"Het moment waarop ik stop, bepaal ik
zelf. En niemand anders. Ik maak bij Ajax
alleen plaats als er toevallig een betere om
de hoek komt kijken. Stel je voor: ik speel
zoals ik nu speel, maar er komt er morgen
toevallig één uit Brazilië aanwaaien met z'n
tasje onder z'n arm die zegt, laat mij het
eens proberen en die speelt nog net even
een niveau'tje hoger dan ik. Dat kan. Maar
dan ben ik op dat moment nog wel
dezelfde Danny Blind en dan stop ik er
natuurlijk nog niet mee. Dan ga ik op zoek
naar een andere club. Ik zet er alleen een
punt achter als ik het niet meer kan
aansloffen. En zover is het nog lang niet".
"De beleving van de supporters is iets wat mij kan ontroeren", zegt Danny Blind, hier uitbundig op het
bordes van de stadsschouwburg op het Leidseplein na het veroveren van de landstitel.
AJAX MAGAZINE SEPTEMBER 1994