komen"
voor mij een paradijs op aarde kwam en
wanneer ze ons niet weerhouden hadden,
zou ik zo in vol ornaat naar school zijn
gegaan"
Van aktief voetbal bij Ajax kon nog geen
sprake zijn omdat in die tijd, net voor de
oorlog, men 12 jaar moest zijn om in
clubverband te mogen spelen. Maar wel op
straat. Eindeloze partijtjes in allerlei
spelvormen werden er gespeeld. En", zegt
Michels nu, "daar werd je, zonder dat je
het wist, rijp gemaakt. Je werd gewoon als
individuele speler al vroeg volwassen. Nu is
dat weggevallen. Er is geen straatvoetbal
meer en ik blijf zeggen dat men zich in het
algemeen nog steeds onvoldoende
realiseert welke enorme invloed dat heeft
op het jeugdvoetbal omdat er geen
voldoende alternatieven ontwikkeld zijn
om het jeugdvoetbal tussen de zes en
twaalf jaar goed aan te pakken."
Maar daarover straks meer.
Twee jaar later, op z'n twaalfde verjaardag,
zo schreef Michels in het Gouden Boek,
"bereikte ik de leeftijd die toegang gaf tot 't
voetbaleldorado. Dat ik als aspirant van
Ajax werd voorgedragen behoeft hier
nauwelijks gememoreerd te worden en daar
ik in de proefwedstrijd niet te licht werd
bevonden, was de eerste tred op de
voetballadder bereikt, een facet van het
Michels-ideaal verwezenlijkt. "Broertje" was
lid van Ajax geworden".
Dat was in 1940, geen goed moment om te
werken aan een flitsende voetballoopbaan,
al kwam hij toch al snel in aanmerking
voor een plaats in het eerste elftal. Door de
oorlog, de hongerwinter en de vooral
fysieke gevolgen daarvan debuteerde hij
"pas" aan het einde van het seizoen
1945-'46 toen het eerste elftal met veel
blessures had te kampen en A-junior
Michels zijn opwachting maakte in de
kampioenswedstrijd tegen ADO, in Den
Haag. "Wij wonnen met 8-3", herinnert
Michels zich "en omdat ik vijf doelpunten
maakte, bewaar ik hieraan toch wel één
van de mooiste herinneringen". Zijn plaats
in het eerste elftal stond vast. Als
middenvoor en later op de
rechtsbinnenplaats. Ook in het Nederlands
elftal.
Die positie bekleedde hij niet helemaal van
harte. "Later, toen ik wat meer theoretisch
met het spel bezig was, kwam ik tot de
conclusie dat ik als middenvoor veel beter
tot m'n recht kwam. Als binnenspeler
moest je heel veel lopen en ik was meer een
speler van de korte inspanningen en de
korte sprints. Maar ja, er was geen
rechtsbinnen bij Ajax beschikbaar, wel
twee middenvoors, waarvan de één de
zoon was van de voorzitter van de
keuzecommissie, nou ja, dan weet je het
wel... ha,ha!"
Van speler tot trainer
In 1958 dwong een hernia Michels te
stoppen met voetballen. Hij had nog net de
beginperiode van het betaalde voetbal in
Nederland meegemaakt.
"Daaraan heb ik nog wel een aantal fraaie
herinneringen", zegt Michels, "De mooiste
stamt uit de tijd dat de "wilde" clubs
ontstonden en ik op een gegeven moment
een brief kreeg van de KNVB waarin stond
dat ze bij gerucht vernomen hadden dat ik
interesse had in het betaalde voetbal. Of ik
ze schriftelijke wilde meedelen dat ik me
daarvan zou distantiëren op straffe van
schorsing. Mijn vader was mijn adviseur en
we hebben samen een brief opgesteld,
waarin we schreven dat we bij gerucht
vernomen hadden dat de KNVB neigde
naar het betaalde voetbal. Of ze mij wilden
vertellen of dat inderdaad zo was. En juist
in die periode gingen ze overstag. Ook bij
Ajax, maar niet alleen daar, was dat een
ware revolutie, met speciale algemene
ledenvergaderingen en het mogelijk
aftreden van het bestuur, dat aanvankelijk
tegen het prof-voetbal was. Ik was in die
tijd aanvoerder van het eerste elftal en heb
ook nog wel m'n zegje gedaan om de
invoering van het betaalde voetbal te
verdedigen. Het bestuur bleef uiteindelijk
maar Koolhaas, de voorzitter, was erg boos
op mij. Hij moest niets van dat betaalde
voetbal hebben. Het was niet tegen te
houden en ik heb daar nog een paar jaar
aan meegedaan. Het stelde allemaal niet zo
gek veel voor, maar het was wel het begin
van topvoetbal. Als die weg nooit geopend
was waren we internationaal nooit
meegekomen"
"Nadat ik gestopt was, had ik totaal geen
idee om trainer te worden" zegt Michels
oprecht. "Dat was toen geen vak. Iemand
deed zoiets er bij. De topclubs hadden
hoofdzakelijk buitenlanders dus was ik
helemaal niet opgegroeid met het idee om
trainer te worden. Nu is dat heel anders.
Ik werd gymnastiekleraar, dat was m'n
ideaal. Ik werkte ondermeer op een school
voor dove kinderen, waar ik helemaal niets
meer met het voetballen te maken had.
Maar al in 1960, kwam de heer Klein van
JOS naar mij toe met de vraag of ik die
club wilde trainen. Dat heb ik even
aangekeken en toen maar gedaan, nog
zonder papieren. Maar omdat ik de
Academie voor Lichamelijke Opvoeding
had gedaan waren er wel bepaalde
faciliteiten om een club te mogen trainen.
Tijdens dat werken bij JOS kreeg ik meer
trek in het geheel en bovendien dacht ik:
AJAX MAGAZINE JUNI 1994