vóelt zich geen kunstenaar. Hij wil triomferen over de tegenstander, die tegenstander het liefst vernederen met een dikke overwinning, een winstpremie opstrijken. Wanneer iemand de voetballer vertelt dat hij de bal in de bovenhoek "penseelde", kijkt hij verbaasd op. "Dat je het zo kan zien", zegt-ie. En misschien voelt hij zich dan even kunstenaar. Maar wanneer hij in de volgende wedstrijd de bal op rechts ontvangt en voorbij zijn tegenstander snelt, realiseert hij zich niet dat er vleugeltjes aan zijn schoenen zitten en dat zijn accelleratie gevat is in de schoonheid van het voortbewegen. Dergelijke fraaiheden raakt de toeschouwer, maar niet de uitvoerder. Of het slachtoffer. Je moet de voetballer vertellen dat hij naast voetballer ook kunstenaar is. Dan ziet hij het, voor even. Zondag werkt hij weer en laat anderen kunst zien. De voetballer doet en de schrijver ziet hóe hij het doet en als hij wil en kan ziet hij hoe mooi hij het doet. En in zijn ogen wordt de keeper een danser En in zijn ogen wordt de nummer elf een edelman, nee, Keizer En in zijn ogen wordt de buitenspeler het wuivend riet dat neigt, zich opricht en weer neigt... Ter ondersteuning van mijn verhaal liet ik de studenten in de aula een aantal videobeelden zien. Veel Ajax. Natuurlijk. Keizer, Cruijff, Van Basten, Bergkamp. Af en toe wat Maradona. Maar heel veel Ajax, en dat in Rotterdam. Om toch wat tegenwicht te geven voerde ik voor het thuispubliek Regi Blinker op als een inspirerende voetballer. Er klonk een argwanend gemompel.En ik zei dat ik, met wat goede wil, ook een mooi verhaal zou kunnen schrijven over John de Wolf. Even was ik Freek de Jonge. De zaal lag in een deuk. John de Wolf. Ik keek naar de Rotterdamse studenten die zaten te schuddebuiken en, ik wist dat het waar was. De echte voetbalkunst ligt in De Meer. Ik ben vereerd, want ik sta hier middenin de kunstenaarskring die Ajax heet." David Endt Foto's: Louis van de vuurst

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1994 | | pagina 38