Column door David Endt Rob Alflen had dat eerst gedaan bij FC Utrecht. Bij zijn debuut werd hij als rechtsbuiten opgesteld. Het stevige jonge voetballertje wist zich in de rug gedekt en gesteund door Jan Wouters, een speler die hij bewonderde. En hij vond het jammer dat Wouters bij Utrecht wegging, naar Ajax, want hij had nog veel van hem kunnen leren. Een paar jaar later werd Rob Alflen zélf aan Ajax verkocht. Hij was het grootste talent van FC Utrecht, dat naast techniek en inzicht ook een andere, zeer belangrijke, eigenschap meenam: karakter. Men zag in hem een opvolger van Jan Wouters... Van Rob Alflen kon je opaan. Nooit liet hij het elftal in de steek en in het jaar van de UEFA Cup verbaasde hij meer dan eens vriend en vijand met zijn ijzersterke spel op de momenten dat het moest. Een mannetjesputter met klasse. Blessures verwondden hem in zijn karrière. Meer dan óóit op het veld, moest Robbie doorbijten. En dat deed hij. Blessures werden overwonnen, zelfs de hernia-operatie. Tenminste, zo leek het. Die verschrikkelijke tachtigste minuut van Ajax - Heerenveen, 8-3. De paniek in de gebaren van Robbie. Die naar zijn rug greep en daar zijn wereld voelde instorten. Vijf maanden na Ajax - Heerenveen namen de kranten een klein berichtje mee. Het leek wel met tegenzin afgedrukt, zo marginaal stond het tussen het andere sportnieuws: Karrière Alflen Definitief Voorbij. Koele, koude letters. Karrière kapot. Verzekeringsellende in plaats van voetbalglorie. De bittere nutteloze vraagstelling: waarom? Een 25-jarige sportjongen die opeens in een leegte valt en zijn gepassioneerde liefde verliest. De mensen ontwijken hem, ontlopen de confrontatie met het ingehouden verdriet. Liever zoeken ze het vrolijke geroezemoes van schijnbare onkwetsbaarheid, dan de klamme stilte van een gebroken loopbaan. Foto: Louis van de Vuurst De wedstrijd was zo goed als gespeeld. 8-3 stond het voor de thuisclub en daarom bevreemdde het des te meer dat de Nummer 8 wild gebarend naar de zijlijn kwam. Vanaf de tribune leek het alsof hij verhaal kwam halen bij de trainer. Een aanwijsbare reden was er niet. De armbewegingen van de nummer 8 hadden iets paniekerigs. Ruzie langs de lijn? Bij een 8-3 stand? Verbaasd keek het publiek toe hoe de speler, het gebogen hoofd schuddend, naar de kleedkamer liep. Ajax - Heerenveen was de laatste wedstrijd van Rob Alflen. Echt de allerlaatste. Onverbiddelijk, gruwelijk, maar waar. Een paar weken daarvoor. Sneller dan iedereen verwacht had, was Robbie weer fit na een hernia-operatie. Een brede glimlach plooide door zijn halve baard en zijn ogen twinkelden wanneer je hem naar zijn vorderingen vroeg, "'t Gaat lekker, ik heb 't gevoel dat ik zo weer aan de slag kan", zei-ie met een opgewekte Utrechtse tongval. De medici van de club trokken de handrem voor hem aan. Kalm, kalm, liever veertien dagen te laat dan een dag te vroeg. Robbie borrelde van energie en ambitie. Met gezonde tegenzin volgde hij het doktersadvies op en werkte in het krachtcentrum aan zijn come-back. En toen-ie eindelijk de wei in mocht stónd-ie er ook. Als vanouds. Balvast en zelfbewust, intuïtief op de juiste plaats om een bal te onderscheppen, een gat te dichten of een aanval vorm te geven.

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1994 | | pagina 35