Gerald Vanenburg "Een afscheid met Frankii daar droom ik van" door Gijsbert Spierenburg Gerald Vanenburg krijgt in Japan wat hij in Nederland de afgelopen jaren zo node heeft gemist: een handdruk, een aai over de bol, applaus. "Ja, ik geniet eindelijk weer een beetje van mezelf, als ik eerlijk ben". Veel te vroeg veteraan. De gave technicus met het acolieten-gezicht werpt een donkere blik over tafel. "Ik zit in Japan, ik zit daar natuurlijk een eind weg. Maar het is nog niet voorbij. Ook het Nederlands elftal niet. Let op hè". De kaars is nog niet gedoofd, bezweert de balvirtuoos. "Ik heb een tijd gehad dat het me allemaal niet zoveel meer kon schelen. Maar als de bondscoach mij nu selecteert zal hij een heel andere Vanenburg zien dan men de laatste jaren gewend was. Het is lang geleden dat ik zó ambitieus en zó gretig was als ik nu ben. Ik heb er weer hartstikke veel plezier in. In Nederland had ik dat niet meer. In Japan krijg ik wat ik in Nederland miste: erkenning en respect. Een handdruk, een aai over mijn bol, applaus. Ik vind dat mooi. Het zijn misschien kleine dingen, maar ze maken me wel sterk. Ja, ik geniet weer een beetje van mezelf, als ik eerlijk ben". Bij de provincieclub Jubilo Iwata, op Gerald Vanenburg aan het begin van het seizoen 1981-1982 met de Ajax-selectie. Het was zijn eerste volwaardige jaar, waarin hij in totaal 36 wedstrijden speelde en 13 keer scoorde. Op de foto zien we op de bovenste rij van links naar rechts: Frank Rijkaard, Piet Wijnberg, Keje Molenaar, Piet Schrijvers, Martin Wiggemansen, Kees Zwamborn, Dick Schoenaker en Tjeu-la Ling. Middelste rij: Assistent-trainer Aad de Mos, fysiotherapeut Rob Nolet, Piet Hamberg, Soren Lerby, Hans Galjé, Steen Ziegler, Sjaak Storm, Peter Boeve, Wim Jansen, conditietrainer Cees Koppelaar en trainer Kurt Linder. Voorste rij: Edo Ophof, Jan Weggelaar, Gerald Vanenburg, Wim Kieft en Jesper Olsen. Foto: Ajax-archief tweeëneenhalf uur rijden van Tokio, goochelt en dribbelt de uitgeweken Utrechter weer als vanouds. "Ik ben happy en dan ben ik op m'n best. Ik merk dat aan mijn prestaties. Ik speel met nummer tien, kort achter de spitsen. Ik heb een vrije rol. Ik kan doen en laten wat ik wil. Eigenlijk heb ik nooit iets anders gewild. Een balletje aannemen, twee a drie man passeren, een voorzetje geven of 'm er gewoon in knallen. Dat is volgens mij voetbal; daar gaat het mij om. Maar dan, ineens, moet een voetballer van de trainers zogenaamd completer worden. Ik ook". Er viel niet aan te ontsnappen? „Er zijn voetballers die iets uitzonderlijks hebben. Eigenlijk zouden die moeten worden beschermd. Jan Mulder kwam soms naar Ajax, alleen om mijn warming-up te zien. Als de wedstrijd begon ging hij weer weg. Hij heeft eens het volgende over mij ot en met, a, JAFFADRIIMI

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1994 | | pagina 30