altijd goed is". Al zijn werk doet hij allemaal gratis en alleen voor Ajax, uit liefde voor de club waar hij zo graag bij wilt zijn. "Ajax?", stelt Rob Faas, "Dat is net een kerkgenootschap". Hoe ben je met Ajax in kontakt gekomen? "Ik was op het gebied van het meten van ogen al actief tijdens de Olympische Spelen van Los Angeles in 1984. Dat deed ik voor de Nederlandse hockeyploeg namens de stichting "Sport en Zien". Die stichting houdt zich, gesteund door het Amerikaanse bedrijf Bausch Lomb, bezig met het bepalen van de oogsterkte bij sporters. Ik kwam toen in kontakt met de toenmalige clubarts van Ajax, Otto Stibbe, die mij vroeg of ik dit werk ook voor Ajax wilde doen. Daar heb ik niet lang over getwijfeld. Juist, omdat het Ajax was." Wat doe je precies? "Ieder jaar, aan het begin van het seizoen, testen wij bij Ajax zo'n tweehonderd spelers. Iedereen, vanaf de E2 pupillen tot en met het eerste elftal, komt aan de beurt. Dat neemt ongeveer een week tot tien dagen in beslag. Met behulp van allerlei testapparatuur gaan we dus bepalen hoe het gesteld is met de oogsterkte van de speler. Of het ene oog dominanter is dan het andere. Hoe de oog/voet coördinatie is. Hij moet dan goed letten op een lichtflits en bij het zien daarvan een pedaal indrukken met de voet. Hetgeen beïnvloed kan worden uit het feit of hij meer linksbenig dan rechtsbenig is en andersom. De responstijd meten wij dan. En zo bestaat er ook een hand/oog coördinatietest; gedaan met een apparaat waarmee de concentratie verbetererd wordt. In de Verenigde Staten en Canada, waar men al veel verder met dit soort tests is, houden de spelers bij het American Football vaak een oogspier warming-up. Om beter uit de ooghoeken te kunnen kijken om de speler, die juist niet aan de bal is, goed in de gaten te houden. Voetballers doen dat soort oefeningen in Nederland nog niet maar ik ben van plan de nodige apparatuur bij Ajax beschikbaar te stellen om daar de spelers permanent van gebruik te laten maken. De reactiesnelheid bij bepaalde situaties kan hierdoor toenemen" Wat zijn de resultaten van je onderzoeken? "Die zijn soms opvallend. Natuurlijk hebben veruit de meeste spelers prima ogen. Daar mankeert verder niets aan en men kan daarmee heel goed sporten. We hebben ook wel eens iemand ontdekt met een gezichtsvermogen van nog maar vijftig procent. Maar dat is echt een uitzondering. Als je iemand evenwel door het geven van lenzen al één procent beter laat zien, kan dat zijn prestaties verhogen. Kijk, je gaat natuurlijk niet plotseling heel veel beter voetballen maar het kan wel zijn dat iemand anders gaat spelen en daardoor toch tot betere prestaties komt. Alle gegevens van spelers worden genoteerd en in de computer verwerkt.

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1994 | | pagina 37