een beetje verstijven van alle indrukken. Vooral tijdens de trainingen probeer ik ze dan weer wat zelfvertrouwen te geven. Ik zeg dat ze juist wel die actie moeten doen, dat ze dat ook gewoon kunnen en dat het niet uitmaakt als het mislukt. Ik wil juist dat ze het proberen. Als ze kunnen kiezen uit een man uitspelen en de bal risicoloos afspelen dan wil ik dat ze voor het eerste kiezen. Soms laat ik ze een partij spelen waarbij ze de bal pas mogen afgeven als ze twee man voorbij gekomen zijn. Er was een jongen die ik toch op die manier weer aan het voetballen heb gekregen. Iedere speler kan een keer in zo'n periode terechtkomen. Aan de andere kant zijn echt heel goede voetballers ook brutaal genoeg om zich niet te laten vermorzelen door de druk. Die spelers pik je er zo uit. Het zijn de jongens die altijd een weerwoord hebben als je ze een aanwijzing geeft. Ik probeer nooit die brutaliteit in te dammen. Want ook in het veld is het een nuttige eigenschap." De afvallers Niet iedereen is tegen die druk bestand. Ed Lefeber, leider van de D2, weet zich nog een jongen te herinneren die het vorig jaar erg moeilijk had. "Als leider is het één van je taken om dat soort gevallen te herkennen. Ik merkte dat er iets niet helemaal lekker met hem liep. Na de wedstrijd hoort een sportieve hand voor de tegenstander bij het vaste ritueel, of je nu hebt gewonnen of verloren. Chedric Seedorf, met naast zich leider Ed Lefeber en zijn teamgenoot Jeffrey Sneijder, geeft het goede voorbeeld. Ik hoorde later van zijn ouders dat hij voor de wedstrijd absoluut niet in slaap kon komen en dat hij zo aan faalangst leed dat hij helemaal veranderde. Op een gegeven moment kon hij van de zenuwen niet eens meer eten, een dag voor de wedstrijd. Ik heb er toen met de trainer over gesproken en samen hebben we geprobeerd om daar wat aan te doen. Uiteindelijk ging het een stuk beter, maar niet goed genoeg om bij Ajax kon blijven. Maar je ziet wel vaker dat bepaalde jongens eraan onderdoor dreigen te gaan. Er komt ook wel veel op ze af. Ze zitten bovendien in een leeftijd dat ze van de lagere school overstappen naar de middelbare school. Dat is op zich al een verandering waar veel kinderen het moeilijk mee hebben. Ze komen in een ander ritme. Ze moeten huiswerk maken en dergelijke. En als ze dan ook nog bij Ajax spelen, hebben ze wel een erg vol programma. Sommigen overdrijven het belang van het voetbal. De meesten vinden niets zo belangrijk als spelen voor Ajax. Wij proberen dat dan altijd een beetje terug te nemen. Het is toch maar voetbal, zeggen wij dan. Maar de jongens weten a ha a r- a 7 i ki r rrnniiAni <4 c\r\ a maar al te goed wat er op het spel staat. Ze hebben in hun hoofd zitten wat ze willen bereiken." Maar ieder jaar vallen er enkele spelers af aan het eind van een seizoen. Voor Jan de Koning blijft dat een vervelend aspect van zijn werkzaamheden. "Alhoewel ik toch moet zeggen dat het me meevalt. Toen ik drie jaar geleden begon, verwachtte ik grotere drama's. Maar de spelers weten het zelf feilloos. In de groep is het volkomen duidelijk wat de goede spelers zijn en wat de iets mindere. Bovendien beseffen ze heel goed dat het ieder jaar afgelopen kan zijn." Half woord is genoeg Tijdens de wedstrijd laat De Koning zich niet of nauwelijks horen. Alleen als er op te grote afstand wordt gedekt, schreeuwt hij naar zijn spelers dat daar iets aan moet veranderen. "Ik probeer de weerbaarheid van die jongetjes te vergroten. Ik wil dat ze kort op hun directe man staan. Als ze op 6 meter gaan staan, krijgen ze van mij op hun donder. Meestal hoef je dat maar één keer te doen. Ik wil dat ze automatisch scherp spelen. Daarom laat ik ze vaak partijen spelen in de kleine ruimte, met veel duels en tackles. Ik fluit nooit. Ze mogen elkaar best aanpakken. Zo leren ze ook te incasseren. In de wedstrijd worden ze soms ook onderuit gehaald. Als je daarop traint, zijn ze er beter tegen gewapend." Wat de discipline betreft zijn de D's ook verder dan de E's. Ian de Koning heeft weinig met zijn spelers te stellen wat dat betreft. "Nee, de jongens weten wat wel en niet kan. Meestal hebben ze aan een half woord genoeg. Als ik zeg dat we de steunen voor voetbaltennis nodig hebben, brengen ze die naar het veld en zetten zelfs het veld al uit. Daar hoef ik niets aan te doen. Het scheelt natuurlijk ook dat ze in de E al op het één en ander zijn gewezen. Mijn leiders - Ed Lefeber van de D2 en Frits Andriesse van de Dl - hebben het een stuk makkelijker doordat de spelers al langs Henk van Teunenbroek zijn gekomen, de leider in de E. Hij leert ze veel. Ik hoef geen moeite te doen om gezag te hebben." Lefeber kan daarover meepraten. "Toen ik als leider begon stelde ik me voor Q7

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1994 | | pagina 97