Louis van
probeerden bij partijtjes van drie tegen drie
altijd te tikken. Wij niet. De donkere
jongens probeerden gewoon drie man uit
te spelen en te scoren.
We hadden nog veel meer van dat soort
voetbalspelletjes. Alles gericht op techniek,
hooghouden en het uitspelen van elkaar.
Alles mocht. Hoe mooier, hoe beter.
Het is wel wat minder geworden, maar ik
voetbal nog steeds op straat. Dat komt ook
omdat er een heleboel goede voetballer in
onze buurt wonen. Ja, ook jongens van
Ajax. Patrick Kluivert wordt bij ons achter
nog regelmatig gedold."
2. De eerste club
"Toen mijn broertje zes jaar oud was werd
hij lid van Schellingwoude. Dat is een
beetje een dorpsclub, vlak bij ons huis. Als
hij moest voetballen gingen wij altijd mee
om te kijken. En omdat ik altijd het veld
inrende als hij aan het voetballen was,
hebben mijn ouders mij ook lid maar
gemaakt. Ik was op dat moment vijf en nog
een jaar te jong. Maar omdat ik toch niet
tegen te houden was, mocht ik op voetbal.
Op mijn vijftiende ben ik naar Ajax
gegaan. Dus tot de B's heb ik bij
Schellingwoude gevoetbald. Daar zaten
ook mijn vrienden, maar die bleef ik
evengoed wel zien. Omdat ik toe was aan
wat nieuws en een hoger niveau vond ik
het ook niet zo'n probleem om daar weg te
gaan. De laatste tijd ben ik er ook niet
meer geweest."
2. De droom
"In de A-junioren van Ajax, onder leiding
van Louis van Gaal, begon ik te dromen
van het eerste elftal en van een leven als
prof-voetballer. Vanaf de A-junioren heb
ik er ook alles aan gedaan om het eerste te
halen. Daarvoor dacht ik nooit aan een
karrière in het betaalde voetbal. Ik
voetbalde voor mijn lol. Om te dollen. Ik
keek ook nooit naar voetbal op televisie.
Dat interesseerde mij niet. Ik wilde gewoon
zelf voetballen.
Zo rond mijn twaalfde kwam de video-film
'Van Straat Tot Stadion' met Gerald
Vanenburg uit. Voor mij was Gerald echt
een voorbeeld. Kwa techniek zeker. Maar
Gerald showde in die video een soort
zaalvoetbal-techniek en daar hou ik niet zo
van. Ik hou toch meer van dat Zuid-
Amerikaanse. Die prachtige lichaams
schijnbewegingen, die je ook op het veld
heel goed kunt gebruiken. Ja, Zuid
Amerikaans voetballers, daar droomde ik
in mijn jeugd nog wel van."
4. Het besef
"Na mijn debuut tegen RKC in het seizoen
1991-1992 kreeg ik het besef dat ik het
niveau in de eredivisie aan kon en het in
het betaalde voetbal best wel eens zou
kunnen gaan maken. Ik ben vanaf dat
moment ook altijd bij de selectie gebleven
en ben binnen een jaar uitgegroeid tot een
basisspeler. Al besef ik me ook heel goed
dat je bij Ajax nooit wecht zeker van een
basisplaats bent, omdat hier twintig
jongens rondlopen die heel goed zijn en in
de basis horen."
5. Het debuut
"Dat was dus tegen RKC, thuis in De Meer.
Ik was vantevoren behoorlijk gespannen en
was benieuwd wat er allemaal zou gaan
gebeuren. Het lawaai in het stadion was ik
helemaal niet gewend. Bij het tweede zitten
twintig man en een paardekop te kijken en
kunnen de mensen op de tribune precies
horen wat de spelers tegen elkaar zeggen.
Tegen RKC kon je door de herrie niet eens
je eigen mede-spelers verstaan.
Een ander opvallend ding was het hoge
tempo in de wedstrijd. En dan vooral van
de kant van Ajax. Ik was na afloop ook
doodop. Vooral omdat ik in die wedstrijd
als een gek wilde aanvallen en als een gek
wilde verdedigen. In dat aanvallen en
verdedigen ben ik nu een stuk slimmer
geworden."
6. De ontwikkeling
'Tedere dag leer je bij Ajax iets bij. En
vooral je mede-spelers spelen daar een
grote rol in. Ik vond het daarom
fantastisch toen ik hoorde dat Frank
(Rijkaard R.P.) naar Ajax kwam. Van hem
kun je zo verschrikkelijk veel leren. Ik
probeer ook heel goed naar anderen te
luisteren, maar hou ook vast aan mijn
eigen visie. Ik leg mijn mening en de
mening van een ander naast elkaar en wil
daar dan het beste van uit halen. Maar ik
moet zeggen dat ik in veel gevallen best wel
eigenwijs ben. Maar als Danny Blind,
Frank Rijkaard, Frank de Boer iets tegen
mij zeggen zal ik er altijd iets mee doen.
Ook van de andere Ajacieden natuurlijk.
Soms zou ik in het veld wel eens een
positie willen hebben die dichter bij het
doel van de tegenstander is. Kort achter de
spitsen is het mooiste wat er is. Wanneer
dat in de toekomst niet voor mij is
weggelegd en ik als linkermiddenvelder
van veel meer waarde ben, moet ik reëel
zijn en me daar bij neerleggen. Maar het
nummer tien dragen bij Ajax, dat is pas
'beest', man."
7. Ajax
"Wanneer een echte Ajacied wordt
gekenmerkt door flair, praatjes, mooie
kleren en lekker voetballen, ja, dan ben ik
er één. Een Ajacied heeft een beetje bluf.
Maar je moet wel jezelf blijven.
Veranderen doe je altijd, je hele leven. Dat
is logisch en maar goed ook. Want het zou
treurig zijn wanneer Edgar Davids nu
hetzelfde gedrag hetzelfde gedrag zou
vertonen als drie, vier jaar geleden."
AJAX MAGAZINE SEPTEMBER 1993