Wim McEnroe
Column
door David Endt
foto: Louis van de Vuurst
In 1988 meldde een klein berichtje op de sportpagina, dat in ruil
voor Sneekes een 21-jarige speler van Volendam naar Ajax zou
komen. Wim Jonk.
Veel meer dan dat Wim Jonk in het voorgaande seizoen
Volendams topscorer in de Eerste divisie was, wist ik niet. Maar de
traditie steunde het onbekende. Met voetballers uit het vissersdorp
had Ajax goede ervaringen. Ik waagde één van Jonks voorgangers
te bellen. Vanuit Volendam liet Gerrit Mühren er geen
misverstand over bestaan. "Die Jonk", zei hij, "is een hele goeie.
Die komt er." Er lag geen spoor van twijfel in Gerrits stem. Er lag
zoveel overtuiging in Mührens beoordeling van Jonk dat je hem
bijna zou willen napraten: "Die Jonk is een hele goeie."
In de spaarzame wedstrijden dat Wim Jonk in zijn eerste Ajax-
seizoen in actie kwam, bleek dat Gerrit gelijk had. Het
huurcontract werd aan het eind van het seizoen omgezet in koop.
Wim Jonk is nu één van de top-attracties van het Nederlandse
voetbal, bij uitstek een teamspeler maar toch een individualist.
Hoe moet je het zeggen...? Wim Jonk voetbalt tennis. Of hij tennist
voetbal. Zijn voetbalschoenen zijn niet van leer maar zijn met de
snaren van een racket gespannen. Niet te strak want de bal wordt
nooit pijn gedaan. Nee, zijn schoenen hebben de lage bespanning
waarmee alleen de beste tennissers overweg kunnen en de bal,
ondanks het "visnet-effect", snelheid en kracht kunnen geven. De
extreem lage spanning die slechts John McEnroe kan hanteren.
Een formidabele techniek is vereist. Je kan de bal niet zomaar met
een visnet over veertig meter verplaatsen en dan in de slag (of,
zoals in Wim's geval, het schot) nog zoveel scherpte en effect
leggen, dat hij voor de tegenstander onbereikbaar wordt maar wél
binnen de lijnen valt. Wim Jonk kan dat met zijn besnaarde
schoenen: Wim McEnroe.
Net als bij John is de techniek bij Wim Jonk optimaal en veelzijdig.
Het is zo vanzelfsprekend, dat het haast niet meer opvalt. Het
raffinement versluiert de klasse. Wanneer Wim Jonk op Roland
Garros, Wimbledon of Flushing Meadow zou voetballen, zou hij
de lieveling van het kennerspubliek worden.
Wim Jonk, de voetballer, doet met zijn voeten wat de tennisser
met zijn handen en racket doet. Ik zie Wim Jonk op het wijde
voetbalveld slice-returns schieten, stop-volleys trappen, af en toe een
ace, een lob. De fore-foot return beheerst Jonk als geen ander. De
bal die op heuphoogte op hem afkomt bedwingt hij met groot
meesterschap. Zijn lichaam draait ietsje opzij en in perfecte balans
raakt hij de bal met de rechterbovenkant van de wreef. Jonk schiet
niet, hij "duwt" de bal, met de kracht van de draai uit zijn heup, in
één keer over een denkbeeldig net, tussen twee verbijsterde
tegenstanders door naar de klein gewaande, groot gebleken ruimte
achter hen. De bal valt vóór de base-line stil en in de loop van
Dennis Bergkamp. Applaus rolt door het centre-court en Jonk, die
geen racket heeft waarvan hij de snaren kan bekijken, kiest stil
positie.
Wim Jonk's ace is het vijf-en-twintig meter-schot. De keepers van
Torino, Feyenoord en Kaiserslautern kunnen er van meepraten.
Het is niet zozeer de kracht van het schot als wel de zuiverheid en
het misleidende effect dat de doelmannen verafschuwen. Ze hopen
dat de afwijking van het onbereikbare schot de bal naast zal laten
gaan. Tegen beter weten in. Precies in het hoekje van paal en lijn
valt de bal. Het gehoopte "owt" wordt niet gehoord, geen reddende
lijnrechter: doelpunt.
Het wachten is op de tweebenig getrapte back-foot volley. In mijn
dromen kan Wim Jonk dat. Met gesneden effect over twintig
meter... Dat zou het summum zijn. Zoef, cross getrapt naar de
hoek van het veld waar de bal spinnend voor de voeten van de
opgekomen Marciano Vink of Sonny Silooy valt!
AJAX MAGAZINE FEBRUARI 1993