Amsterdam door het dolle heen. Al da gen voor de dertiende mei, de dag van de UEFA-Cup-finale, stroomde het rood-witte Ajax-gevoel door Mokum. ledereen had het er over hoe Ajax de UEFA-Cup zou gaan winnen. Het was bijna beangstigend, hoeveel onvoor waardelijk optimisme er onder de men sen leefde. Aan de kassa van Albert Heijn hing op de finaledag een Ajax- vaantje. De cassières hadden hun werk- manteltjes opgesmukt met van die blin kende goudkleurige Ajax-speldjes. Winkeletalages voerden het rood wit en elk gesprek kon niet langer dan tien tel len niet over de voetbaltrots van de stad gaan. Lachende supporters hieven op het Leidseplein en omstreken het glas, lieten hun wangen in rood-witte tinten opfleuren. De verkopers van Ajax-sou- venirs deden uitstekende zaken. Ajax- petten, Ajax-sjaals, Ajax-onderbroeken, Ajax-vlaggen. Alles was er te koop en werd ook gekocht. Alleen het Ajax-ge voel kende geen prijs. Dat was er ge woon! Hoe anders was het acht maanden eer der, toen Ajax met een handjevol ge trouwen naar Düsseldorf afreisde. Ajax was verbannen, moest nog steeds boe ten voor die verschrikkelijke avond, twee jaar daarvoor, tegen Austria Wien. En met opgefokte goede moed trok het kleine rood-witte legertje naar het Rheinstadion, zo groot, zo immens, zo leeg... Niemand die toen kon bevroeden hoe mooi het avontuur zou worden. Avon tuur? Nee, het was een odyssee, pas send bij de Griekse held die Ajax oor spronkelijk is. Een odyssee, want onderweg naar de dertiende mei 1991 beleefde het Ajax-kamp menig avontuur. Trainers die gingen en kwamen, verruk kelijke wedstrijden en schrijnende ne derlagen, gelukkige en teleurgestelde spelers, kritiek en lof. Tijdens die odyssee groeide er iets. Tus sen de club en het publiek en tussen de spelers en hun -nieuwe- trainer, Louis van Gaal. Dat was een relatie die ook niet zonder moeite tot stand kwam. Onvergetelijk was het moment waarop ik, vlak voor Ajax - Rot Weiss Erfurt, in de catacomben van het Rheinstadion voorbij de kleedkamer van Ajax liep. De deur ging open en Johnny van 't Schip sloop naar buiten, met een gezicht waarop woede en verdriet met dikke natte letters stond geschreven. Zijn ge woonlijk zo vrolijk twinkelende ogen stonden in het vocht. Johnny was niet opgesteld. Het was alsof ik zijn pijn voel de, alsof ik er zelf naast stond, maar ik probeerde hem toch moed in te praten. "Blijf er met je hoofd bij, Johnny", zei ik, "blijf scherp en laat je zien wanneer je er in komt." Johnny had op dat moment het liefst de boel de boel gelaten maar knikte zijn gebroken koppie. Hij wist dat hij in dit moeilijke moment een prof moest zijn, hoe verbitterd hij ook was. Aan het eind van de wedstrijd viel "Skip" in. De Ajax-supporters begroetten hem met een fluitconcert en bléven fluiten, el ke keer dat John aan de bal kwam. Ach ter het glas van de radiokamer van het Rheinstadion verbeet ik mij over zoveel onrecht, hoe voorspelbaar het gedrag van de fans ook was. En ik hoopte dat Johnny zich er niet door van de wijs zou laten brengen. Dat deed hij ook niet. Hij liet zijn tanden zien met een paar gedre ven akties. Het gefluit maakte hem ster ker, hij won zijn wedstrijd. Sindsdien zocht ik vlak voor elke Europa Johnny van 't Schip en zijn onsterfelijke helden. Foto: Louis van de Vuurst Cup-wedstrijd hem altijd even op. Een kort contact, een paar opmerkingen, een tip, een hart onder de riem en ten slotte de aanmoediging. Niet echt nodig, Johnny weet precies wat er speelt, let op zijn spelers, signaleert verslapping en reageert dan. Al is dat voor buitenstaan ders niet zo duidelijk, hij is een échte prof, die zijn ervaring in dienst stelt van het elftal, zichzelf ook kan wegcijferen: voor het resultaat. Mijn woorden had hij daarom niet werkelijk nodig maar ons contact kreeg de waarde van bijgeloof. Het werd een onbesproken afspraak. In de catacomben van het Olympisch Sta dion, in het spelershome, vlak voor het vertrek naar het trainingskamp, in de kleedkamer van Genoa, in de gang naar het veld in Turijn. Altijd even dat ritueeltje met Van 't Schip, die ik de aanvoerder zonder band noemde. Zijn aanvoerders band was niet zichtbaar, verscholen on der de mouw van het shirt. "Ga voorop in de strijd John, en let op je spelers". Woensdag 13 mei, het einde van de odyssee. Ajax vierde feest. Voorop liep Johnny van 't Schip. Van zijn gezicht spatte de pure blijdschap, de pretoogjes fonkelden. Zijn Ajax had de UEFA-Cup gewonnen en hij wist het: hij liep voorop in een groep onsterfelijke helden. David Endt

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1992 | | pagina 27