,1 'i&Êk reisde II Grande Torino naar Lissabon om daar ter gelegenheid van Benfica- aanvoerder Ferreira een erewedstrijd te spelen. Het zou de laatste wedstrijd van het grote Torino worden. Het vliegtuig dat de spelers, begeleiders en journalis ten op 4 mei 1949 terug bracht naar Tu- rijn sloeg te pletter op de Superga-heu- vel, aan de rand van de stad. Er waren geen overlevenden. Het was een onbeschrijflijke schok voor Italië. In Turijn was het dagelijks leven verlamd, men was verbijsterd. Honderd duizenden bewezen een paar dagen la ter II Grande Torino de laatste eer. Het landskampioenschap werd met ie ders instemming geschonken aan de getroffen club. Torino speelt al lang niet meer in het ou de Filadelfia-stadion. Eerst werd het grote Comunale-stadion met stadge noot Juventus gedeeld, nu bespelen beide clubs het futuristische Stadio delle Alpi, waar Ajax tegen Torino speelde. Maar de geest van Torino waart er nog steeds in het Filadelfia-stadion rond. Ik voel het tot in mijn tenen wanneer ik za terdagmorgen na het bezoek aan de se- de door de poort van het terrein stap. Een diepdonkerrood gevoel: ik loop op heilige grond. Het stadion ziet er niet meer uit. Het hangt in zijn ouderwetse jasje, je hoort het zowat zuchten onder de last van jaren en betonrot. Maar het geeft niet op. Het eerste elftal van Torino traint er nog en de betaalde jeugdploeg speelt er zijn thuiswedstrijden. De con ciërge, een schattig vrouwtje van mid delbare leeftijd met een onmiskenbaar Torino-hart, leidt ons naar het veld. De grasmat is hard en ongelijk maar ik zet eerbiedige passen op het veld. Ik kijk om mij heen, zie de grauwe, hier en daar wat verzakte tribunes, de huizen rond het stadion. Het is stil. Op de balkons wordt de was door het briesje zachtjes heen en weer geveegd. Maar in mijn hoofd wordt het drukker. Het Filadelfia- stadion vult zich, tot het tot op de laatste plaats bezet is. Trots steekt de houten overkapping van de eretribune af tegen de blauwe lucht. De balkons van de hui zen staan vol met mensen. Een kolom van geluid stijgt op uit het stadion en verspreidt zich door de buurt: Valentino Mazzola voert zijn elftal aan, het veld op. Aan zijn hand dribbelt een klein jongetje mee. Hoe lang sta ik zo te dromen? De con ciërge heeft mijn emotie opgemerkt en zij neemt mij mee terug naar de voorkant Valentino Mazzola, de spelmaker van het Grote Torino uit de jaren veertig, trapt in het Stadio Filadelfia voorafgaande aan een wedstrijd een balletje met zijn zoon tje Sandro. van het stadion. In de troosteloze muur opent zich een deur en wij stappen een portaaltje van zo'n veertien vierkante meter binnen, waar een schemerig licht van bovenaf invalt. Het is de vroegere hoofdingang van de eretribune, blijkt uit de trap omhoog en de gedenkplaten met de namen van de omgekomen spe lers aan de muur. Rechts van de trap begint de woning van de conciërge. Spelende kinderen, een volle wasmand naast de trap, een rommelige gang voert naar televisiegeluiden. Die vrouw woont hier, middenin de geschiedenis van II Grande Torino! Zij wijst. Naast de deur waardoor wij naar binnen zijn gekomen staat een gi gantische vliegtuigband, Zwaar bescha digd, met modder op het ruwe rubber. Aan de andere kant rust een verwrongen propeller tegen de muur. Ik voel de ramp van Superga, ben sprakeloos, zoek hou vast in de ogen van de conciërge. Haar glimlach is wankel. Ik laat haar het kip- pevel op mijn arm zien en zij schuift haar mouw omhoog. Zij heeft het ook. David Endt

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1992 | | pagina 42