STADION
F lorian Albert, José Altafini, Amaro
Amancio, Wim Anderiesen, José Andra-
de, Bram Appel, Frank Arnesen, Beb
Bakhuys, Marco van Basten, Franz Bec-
kenbauer, Ferenc Bene, George Best,
Zbigniew Boniek, Roberto Boninsegna,
Flans Boskamp, Raymond Braine, Paul
Breitner, Joop Burgers, Bobby Charlton,
Jack Charlton, Mario Coluna, Rik Cop-
pens, Johan Cruijff, Kenny Dalglish, Ka-
zimierz Deyna, Djalma Santos, Karol Do-
bias, Eusebio, Frits Flinkevleugel, Trevor
Francis, Tommy Gemmell, Francisco
Gento, Francisco Gomes, George Gra
ham, Gunnar Gren, Ruud Gullit, Ger-
hardt Hanappi, Wim van Hanegem,
Ernst Happel, Bertus de Flarder, Cor van
der Hart, Puck van Heel, Pol van Himst,
Glenn Hoddle, Barry Hughes, Roger
Hunt, Geoff Hurst, Rinus Israel, Jimmy
Johnstone, Piet Keizer, Mario Kempes,
Ove Kindvall, Ronald Koeman, Herman
Koers, Piet Kraak, Willy van der Kuijlen,
Kees Kuijs, Raoul Lambert, Abe Lenstra,
Soren Lerby, Tonny van der Linden, Lou
Macari, Josef Masopust, Stanley Mat
thews, Gejus van der Meulen, Rinus Mi-
chels, Coen Moulijn, Frans de Munck,
Giuseppe Meazza, Gerd Müller, Jan de
Natris, Gunnar Nordahl, Arie de Oude,
Bas Paauwe, Pele, Silvio Piola, Pirri, Fe
renc Puskas, Piet van Reenen, Gianni
Rivera, Romario, Karl-Heinz Rummenig-
ge, Frank Rijkaard, György Sarosi, Karl-
Heinz Schnellinger, Josip Skoblar, Kick
Smit, Erwin Sparendam, Alfredo di Ste-
fano, Sjaak Swart, Marco Tardelli, Leen
Vente, Faas Wilkes, Dino Zoff.
Het is geen persoonlijke top-100-aller-
tijden of iets dergelijks; het zijn er trou
wens maar 94; het is zo maar een vol
strekt willekeurige greep illustere namen
uit het Nederlandse en internationale
voetbal van de laatste zeventig jaar. Een
keus die moeiteloos vele malen groter
had kunnen zijn. En dan hebben we het
nog niet over andere sporten gehad.
Wat te denken bijvoorbeeld van Fanny
Blankers-Koen, Chris Berger, Puck
Brouwer, Fausto Coppi, Luc van Dam,
Jan Derksen, Wim van Est, Lien Gisolf,
Bep van Klaveren, Roepie Kruize, Paavo
Nurmi, Tinus Osendarp, Charles Pahud
de Mortanges, Ville Ritola, Gerrit Schul-
te, Wim Slijkhuis, Shirley Strickland, Arie
van Vliet, Rein de Waal, Emil Zatopek en
Prins Bernhard?
Ook hier maar weer een greep voor het
vaderland weg. De hamvraag luidt na
tuurlijk: wat hebben al deze mensen ge
meen? Slechts één ding: allemaal, zon
der uitzondering, liepen ze ooit vanuit
hun kleedkamer door de lange gang in
de catacomben van het Olympisch Sta
dion naar de wedstrijdarena. Alleen of
met een team, met wedstrijdzenuwen
voor een wedstrijd met hun club of met
het nationale team, voor de competitie,
een interland, een toernooi of een
vriendschappelijke ontmoeting. Wed
strijden in het kader van de Olympische
Spelen van 1928, de Olympische Dag,
een EK of WK, een Europa Cup en in
één geval zelfs kampioenschappen van
de SS. Sportlieden die stuk voor stuk
immers populair waren en bewonderd
werden, sommigen tot in de donkerste
uithoeken van de wereldbol, anderen al
leen maar in hun eigen stad.
Die ene gang weerkaatste ooit de voet
stappen van al deze legenden. Er is
geen plek in Nederland, en er zijn er niet
al te veel op de wereld, waar zoveel
sportgeschiedenis gestalte heeft gekre
gen. Miljoenen mensen op de tribunes
hebben plezier beleefd aan de geleverde
prestaties: uzelf, en anders uw ouders,
grootouders of overgrootouders wel.
Miljoenen en miljoenen manuren zijn ge
spendeerd aan het kijken naar sport
prestaties waar jaren en jaren later nog
over gesproken werd. Wie voor het eerst
in de betonnen kolos was geweest, was
de rest van de dag stil van de opgedane
indrukken. Men was trots op die sport-
tempel.
Is die trots er nog steeds? Natuurlijk
niet. We zitten hier in Nederland, en wie
hier over vroeger begint wordt meewarig
aangekeken. Dat er in een land met een
zo rijke sporttraditie nog steeds geen
fatsoenlijk museum of documentatie
centrum te vinden is, zegt genoeg.
Zoiets opzetten of onderhouden kost
geld, en er is geen geld, zo luidt immer
het excuus. En dat excuus is ook een
belangrijke overweging bij de plannen
het Olympisch Stadion dan maar te slo
pen.
Natuurlijk is er geld zat; het wordt alleen
aan iets anders uitgegeven, en het red
den van het oude Stadion is dus een
kwestie van het geld ergens anders van
daan halen. Ik ben geen econoom, maar
een bedrag van een miljoentje of zestig
moet te vinden zijn. In de kunstsector
bijvoorbeeld: er zijn genoeg merkwaar
dige gedrochten aan te wijzen die nie
mand mooi schijnt te vinden. Niemand
zou het werkstuk hebben gemist als het
er niet stond, maar het staat er wel en
heeft zes ton gekost. Gesubsidieerde
toneelgezelschappen spelen ondoor
grondelijke stukken voor lege, maar du
re zalen. Beginnende popgroepen eisen
subsidie, hoewel Elvis Presley noch de
Beatles ooit een cent overheidsgeld no
dig hadden om de wereld te veroveren.
Begrijpt u mij goed, het mag van mij alle
maal. Ik gun iedereen zijn uitlaatklep.
Maar als er voor dit soort zaken geld te
vinden is, is er ook geld te vinden om het
Stadion te redden.
Daar valt veel voor te zeggen. Het ziet er
na de afgang van enkele jaren geleden
niet naar uit dat Nederland ooit nog de
Olympische Spelen binnen haar grenzen
krijgt, dus moeten we zuinig zijn op de
Olympische geschiedenis die we heb
ben Tot nu toe is er geen enkele stad
ter wereld geweest die zijn Olympisch
Stadion heeft afgebroken: dat van Ber
lijn {1936) is nog volop in gebruik, het
Stade de Colombes (1924) in Parijs is
niet lang geleden opgeknapt, en datzelf
de geldt voor het stadion van Stockholm
(1912). Het White City Stadium in Lon
den, gebouwd voor de Spelen van
1908 is nog altijd in gebruik voor atle
tiekontmoetingen en windhondenren-
nen. Wat dat betreft is er dus geen en
kele reden waarom Amsterdam het weer
zo nodig beter zou moeten weten.
Daarnaast is er het gebouw zelf: archi
tect Jan Wils werd in 1928 allerwegen
geroemd om zijn ontwerp, en hij kreeg
van het Internationaal Olympisch Comité
zelfs een gouden medaille toegekend bij
de Olympische kunstwedstrijden, die tot
1948 deel uitmaakten van het program-
32