De kampioenswedstrijd van het seizoen 1972-1973 kon Gerrie Mühren vanwege een blessure niet meemaken. Uiteraard poseerde hij wél voor de statiefoto in De Meer. Daarop herkennen we, staan de van links naar rechts: Sies Wever, Bobby Haarms, de heer Hordijk, Gerrie Mühren, Johan Neeskens, voorzitter Jaap van Praag, Sjaak Swart, Heinz Schilcher, Ruud Krol, Barry Hulshoff, Wim Suurbier, bestuurslid Timman, trainer Stefan Kovacs en Johan Cruijff. Zitend van links naar rechts: Johnny Rep, Arie Haan, Piet Keizer, Arnold Mühren, Heinz Stuy en verzorger Henk de Haan. Bij zijn debuut, op 20 oktober 1968, viel Mühren meteen met zijn neus in de boter doordat zijn eerste doelpunt meteen het duizendste van Ajax was in het betaalde voetbal. "Ik wist dat helemaal niet; de ande ren wel. Maar Groot miste net en toen kreeg ik de kans. Ik zat eigenlijk al met het tweede in Enschede, maar ik werd opgebeld dat ik terug moest komen. 9-2 werd het." Michels een kei De naam Michels valt in het gesprek meermalen met respect. "De Michels van toen was een kei. Nu is hij een beetje de vader van de voetballers, maar dat was hij bij ons niet. Een beul, maar in de goede zin van het woord. Op een feestje heb ik wel eens meegemaakt dat hij boven op een tafel liedjes stond te zingen met een stropdas om z'n hoofd. Maar de volgende dag was je weer een nummer. Nu is hij overal hetzelf de, maar toen beslist niet. En waar schijnlijk kon dat ook niet." Toen in 1971, na de eerste Europa cupwinst, Michels vertrok en Kovacs kwam, bleek pas goed het verschil in aanpak. "Michels ging flink tekeer bij de trai ningen, vooral als hij zelf mee deed. De enige goede aanpak toen, die strakke hand. Kovacs was op dat moment een ideale opvolger, maar dat had ook geen maand langer moeten duren. Bij een Europacup wedstrijd voerde Michels de span ning op. Kovacs was veel losser. 'Wie is Eusebio nou helemaal?' riep hij dan, 'jullie zijn veel beter.' Michels maakte de ploegen soms sterker dan ze waren." Toch had Mühren, bepaald geen herrie schopper, eenmaal ruzie met "de Sfinx". Dat was na de kam pioenswedstrijd Ajax - SVV in 1970, toen zowel hij als zijn maatje Barry Hulshoff zonder opgaaf van redenen buiten de ploeg gelaten waren. "Dat was een rotstreek. Ik denk dat hij de spelers opstelde die verkocht moesten worden, maar het sloeg ner gens op. De volgende dag was het alweer uit de wereld trouwens, maar in plaats van naar de kampioen schapsreceptie te gaan, zijn we met z'n vieren gaan eten." Voetbal zonder bal Inmiddels liep het in het veld bij Ajax als vanzelf. "Dat totaalvoetbal van ons was eigenlijk een georganiseer de puinhoop. Vanaf de tribune leek alles maar door elkaar heen te lopen, maar alles klopte. We hielden elkaar in de gaten, niet de tegenstander. Als Krol weg was werd ik vanzelf linksback. We hadden een enorm be weeglijk middenveld. En de klasse van Johan Cruijff was dat hij de bal net zolang vast kon houden tot het middenveld over hem heen kwam; dat kunnen weinig spitsen. Als ik tachtig keer op links over Piet Keizer heen ging, kreeg ik misschien tien keer de bal mee, maar die andere zeventig keer viel er misschien een doelpunt omdat ik twee man mee trok. En voetbal zonder bal is eigen lijk belangrijker dan met de bal. En leuker om naar te kijken. Als alles stil staat kun je nog zoveel techniek heb ben, maar je kunt er niets mee doen." Toch zou na het vertrek van Johan Cruijff het rijk van Ajax snel uiteen kruimelen. Het eerste slachtoffer was trainer George Knobel, die na het be ruchte "drank en vrouwen-intervieuw" in een roddelblaadje, de laan uit vloog. "Volgens mij was het een bewuste uitspraak van Knobel omdat hij het zelf niet meer zo zag zitten. Ajax was een beetje afgeroomd na alle succes sen, Cruijff en Neeskens gingen weg. Jammer, want we hadden nog vijf jaar met elkaar kunnen doorgaan."

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1989 | | pagina 9