Het Ajax-stadion (van nog vóór de bouw van de Skyboxen en het daarbij behorend restaurant) gezien vanuit de lucht.
aat zich wel altijd in Amsterdam had
bevonden en ook de officiële naam
altijd "Amsterdamse Football Club"
Ajax was gebleven.
Het nieuwe Ajax-terrein had voor het
publiek weinig comfort te bieden:
men stond gewoon langs de lijn,
eventueel in de modder, en van tribu
nes was nog geen sprake. In die
leemte werd voorzien in 1911, toen
Ajax promotie naar de eerste klasse
bewerkstelligde en de publieke be
langstelling zo groot werd dat een
betere accomodatie noodzaak werd.
Na een korte terugval in de jaren
1914-1917 begonnen hier de werkelij
ke gloriedagen van Ajax. Het publiek
groeide snel, en bij topwedstrijden
(tegen Blauw Wit bijvoorbeeld) waren
10.000 toeschouwers geen uitzonde
ring; veel te veel natuurlijk voor het
houten stadionnetje. Ook de groei
van het aantal actieve leden van Ajax
leidde tot een gebrek aan velden
voor de lagere teams, voor wie
slechts een bijveld met een houten
keetje ter beschikking stond. Meer
dan eens werd bij het gemeente
bestuur aangedrongen op een nieuw,
groter terrein voor Ajax.
In 1933 kreeg Ajax tenslotte een stuk
grond aangeboden achter de hoeve
Voorland, die weliswaar op de monu
mentenlijst stond maar dusdanig van
4 ellende uit elkaar viel dat over dit be
zwaar werd heengestapt. Om de te
verwachten mensenmassa's te kun
nen toevoeren werd de Middenweg
verbreed, en de kosten daarvan wer
den in de huurprijs verwerkt. Een ste
vig bedrag, maar Ajax hapte toe, te
meer omdat het oude terrein voor
woningbouw zou worden gebruikt.
Het Stadion van Roodenburgh
Voor de plannen voor het nieuw te
bouwen stadion kon Ajax in eigen
beheer zorgdragen omdat het de
mazzel had in Daan Roodenburgh
een architect in de club te hebben
die de klus wel aandurfde. Op 21 de
cember 1933 koos het Ajax-bestuur
voor een plan dat voorzag in een
stadion van steen en beton, dat in
totaal rond drie ton zou gaan kosten.
Toen een heel bedrag, waarvoor Ajax
zich nog enigszins in de schulden
moest steken. De eerste paal van het
Ajax-stadion ging, begeleid door enig
passend ceremonieel en een woordje
van Voorzitter Koolhaas, de grond in
op 21 april 1934, en zeven maanden
later was het bouwwerk gereed. Op 9
december werd het fonkelnieuwe en
toen zeer moderne stadion officieel
geopend met een wedstrijd tegen
Stade Francais (5-1), voorafgegaan
door een défilé van oude kampioen
selftallen en gevolgd door 15.000
toeschouwers.
Het stadion mocht er zijn; er was een
bar, een sportzaal en een ruime gele
genheid tot het stallen van fietsen
daar waar nu, bij de ingang stadszij-
de, de auto's worden geparkeerd.
Ajax pachtte de grond van de ge
meente voor veertig jaar (tot 1974),
maar in 1956 stemden B W na een
verzoek van Ajax toe in het omzetten
van de huur in een voortdurende erf
pacht tegen betaling van een canon.
Een en ander betekende dat het
stadion thans voor een gulden op de
balans staat en als onderpand kan
worden gebruikt voor leningen; een
mogelijkheid die bij de huidige trans
fersommen zijn nut heeft.
Aanpassingen
Met het toenemen van de successen
en de voortschrijdende professionali
sering van het voetbal zou er in de
ruim vijftig jaar dat het Ajax-stadion
thans oud is, echter nog heel wat
aan de burcht vertimmerd worden.
Van de vele aanpassingen willen we
er enkele noemen.
Allereerst was er de overkapping van
de zittribune aan de "overzijde", die
in 1965 werd geopend en de passen
de naam van Reynoldstribune kreeg
toebedeeld, naar de legendarische
Ajaxtrainer die enkele jaren tevoren
was overleden. De entree van Ajax
kreeg een ander aanzien door de
bouw van het fraaie restaurant, in