Aron Winter, de alleskunner "Ik ben soms nog te gretig" Arie, Arie, Ariel galmde het door het Ajax-stadion op die bewolkte 27e april van het jaar 1986. De kleine, donkere voetballer die na de rust in het veld was gekomen had direkt de harten van de supporters gewonnen met zijn onbevangen, doortastende en meeslepende spel. Tegen het geduchte FC Utrecht, toen nog met onder meer Jan Wouters in de gelederen, kwam Ajax maar niet over de schamele marge van een doelpunt heen totdat Aron (Arie, Arie, Arie!) de vonk deed overspringen. Een dappere één-twee kombinatie met Erik Regtop en het eerste Ajax-doelpunt van Aron was een feit. Arie, Arie, Arie! daverde het van de tribunes. De naam van de Ajaxdebutant was in de verwarring verkeerd verstaan en met een knipoog naar het verleden (Arie den Ouden van DWS) kreeg het nieuwe troetelkind een bijnaam van de supporters. Naam gemaakt Het Arie, Arie! is inmiddels wat verstomd. Niet omdat Aron Winter van het voetbaltoneel zou zijn verdwenen maar simpelweg omdat iedereen het gewoon over Aron Winter heeft. En die heeft in de tijd tussen de 27e april 1986 en nu grote naam gemaakt. Niet alleen in Nederland, maar zeker ook internationaal. Met sprongen tegelijk legde Aron de etappes naar de voetbaltop af. Gekozen tot talent van het jaar 1986, een vaste plaats in Ajax 1Europacuptriomfen, het Nederlands elftal. In duizelingwekkende vaart volgden de ervaringen elkaar voor Aron Winter op. Aan het begin van het lopende seizoen leek Ajax' all-rounder ten prooi aan een fikse vormcrisis, maar nog voor de winterstop herstelde Aron zich voortreffelijk en hoort hij weer wekelijks tot de uitblinkers. „Ik denk," begint Aron Winter wanneer het onderwerp van zijn mindere vorm in de maanden augustus en september wordt aangesneden, „ik denk dat ik wel weet hoe dat kwam. Ik kwam steeds een half metertje te kort en de passing was niet zuiver. Bij mezelf dacht ik toen dat ik er alles aan deed, dat het allemaal niet aan mij lag. Maar op een gegeven ogenblik ging ik bij mezelf te rade en ik kwam tot de konklusie dat ik niet scherp genoeg was. Dat had natuurlijk wel z'n reden. We hadden een fantastisch, maar vermoeiend seizoen en de raad om in de vakantie flink van rust te genieten. Normaal trainde ik ook tijdens de vakantie wat door maar deze keer heb ik dat bewust niet gedaan. Ik denk dat dat toch heeft gescheeld in die paar extra meters die ik tekort kwam." Spelen voor de ploeg Met de hem kenmerkende overtuiging en wilskracht vocht Aron Winter zich uit het dal om sterker dan ooit terug te komen. Ondanks de vele positiewisselingen waarmee hij werd gekonfronteerd. „Tegen Volendam, thuis, had ik het opeens weer," vertelt Aron, „Ik won de duels weer, was eerder bij de bal, het liep gewoon lekker, het juiste ritme was terug. Wat die positiewisselingen betreft, ik had en heb daar niet veel moeite mee al was het vooral op de linksachterplaats wel wennen. Toen Sonny Silooy naar Parijs was vertrokken kon 14 het eigenlijk niet anders, maar het was niet zo lekker voetballen. Ik ben een speler die veel moet kunnen lopen, dan kom ik het beste tot mijn recht. Als linksachter moest ik te vaak afwachten. Dat ligt niet in mijn aard en dat ging dan ten koste van mijn taak. Het liefste speel ik op het middenveld of verder van achteren uit in het centrum, zeg maar als inschuivende man op het middenveld." Dat weten we want bijvoorbeeld de laatste wedstrijden van het vorig seizoen, waaronder de halve finale en finale Europa Cup, voldeed Aron uitstekend vanuit die positie. Toch weet Aron van zichzelf dat hij nog het een en ander te leren heeft. „Kijk, ik ben niet te beroerd om voor een ander te werken. Aron Winter in zijn allereerste wedstrijd voor Ajax-1, tegen FC Utrecht in De Meer. Nadat hij in de rust is ingevallen werkt hij de bal na een kombinatie met Marco van Basten in het Utrecht-doel. De weerstand van Jan Wouters en Jan van de Akker is tevergeefs en links kijkt Erik Regtop gespannen toe hoe één en ander zich zal ontwikkelen.

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1988 | | pagina 16