- 25 -
noemd.
De heer Fischer vraagt van wie de heer Van Eijden dit heeft ge
hoord.
Deze zegt dat hij geen antwoord op deze vraag zal geven.
De heer Fischer vindt dat de heer Van Eijden dan net zo slecht
is als de journalisten.
De heer Van Eijden wil nog wel zeggen, dat hij het niet heeft ge
hoord van een lid van de ledenraad, maar van een zakelijke rela
tie
De heer Fischer wil aan de hand van het verslag over de bespre
kingen een duidelijk resumé trachten te geven, omdat nu ook de
ere-leden aanwezig zijn. Hij is door verschillende journalisten
geheld, maar hij heeft aan geen van hen een inlichting verstrekt
uitgezonderd dat hij heeft gezegd, dat er geen bijzondere verga
dering van de ledenraad zou worden gehouden.
Zondagavond 14 oktober heeft hij secretaris Westrik gebeld om
met hem eens over de zaak te praten. Deze zei, dat het hem
juister leek dat hij in dit stadium er niets over zei, omdat
het hem bekend was dat voorzitter Harmsen de gehele dag had ge
probeerd hem telefonisch te bereiken.
Hierna heeft hij toen telefonisch met de heer Harmsen een af
spraak voor een gesprek gemaakt op maandagavond in het Crest-Ho-
tel. Op zijn verzoek was de secretaris daarbij aanwezig geweest
met de notulen van alle bestuursvergaderingen.
Tijdens deze bespreking viel enige malen de naam van de heer Van
der Zwaag, wat voor de heer Harmsen aanleiding was om op te mer
ken, dat hij ook wel eens een gesprek met deze wilde hebben.
Vrijdag 19 oktober heeft een 5ia uur durend gesprek plaats gevon
den, waarbij aanwezig warens de heren Harmsen, Westrik, Van der
Zwaag en hijzelf.
Ha afloop van dit gesprek gaf de heer Van der Zwaag de wens te
kennen, dat hij ook een gesprek zou willen hebben met de heren
Boering en Brandsteder. Dit gesprek heeft zondag 21 oktober in
zijn bijzijn plaats gehad.
Aangezien hun antwoorden heel anders waren dan die van de heren
Harmsen en Westrik werd het nodig geacht beide partijen te con
fronteren. Op verzoek van de heer Van der Zwaag werd ook de heer
Neefjes bij het gesprek met het voltallige bestuur uitgenodigd,
nadat deze tevoren op de hoogte was gebracht van de stand van
zaken. Het gesprek met het bestuur had plaats op 1 november.
De heer Van Wijk is van mening dat eerst de door de heer Klok
ingediende motie van orde dient te worden behandeld.
De heer Gianotten kan meegaan met wat de heer Klok heeft gezegd.
Persoonlijk was hij ook verbaasd toen hij het bericht in Het Pa
rool las.
Naar zijn mening heeft het bestuur er recht op om te mogen zeg
gen dat het -zoals de zaak nu ligt- er niet veel voor voelt om de
vergadering te laten doorgaan. Mocht het bestuur daar echter
geen moeite mee hebben, dan kan de vergadering worden afgemaakt.