- 15 -
Hij complimenteert de heren Middendorp Sr. en Jr. voor de sa
menstelling van het jaarhoekje, dat in het kort de geschiedenis
van Ajax bevat en dat in het buitenland op de persconferenties
zeer veel aftrek heeft.
Nadat hij nog heeft medegedeeld, dat in de loop van de vergade
ring een uitvoerige uiteenzetting zal worden gegeven over de
gerezen moeilijkheden met Piet Keizer, waarbij de technisch-
directeur, de heer Kraay, aanwezig zal zijn, verklaart hij de
vergadering voor geopend.
Voorzitter Van Praag stelt voor om een ingekomen brief van
Mr. J.H. Jonker, betrekking hebbende op de zaak De Wit, te be
handelen bij punt 5, waarmede akkoord wordt gegaan.
Hij zegt vervolgens dat de installatie van nieuwe leden niet ge
paard gaat met een zwaardslag, maar dat hij beide nieuwe leden,
de heren W.P. Deegen en G. Leentvaar niettemin van harte v/elkom
heet in de ledenraad en dat hij de herkozen leden feliciteert
met hun herbenoeming.
De notulen van de vergadering van 5 september 1974 worden, nadat
nota is genomen van enige, door de leden Been en Volkers voorge
stelde aanvullingen, door de voorzitter vastgesteld, onder dank
zegging aan de secretaris voor de samenstelling.
De leden Mr.Dr. E.W. Catz en J.H. Potharst worden herkozen tot
respectievelijk 1e en 2e plaatsvervangend voorzitter van de le
denraad.
Hierna geeft de heer Kraay een chronologisch overzicht van alle
besprekingen, die hij met Piet Keizer heeft gevoerd.
De heer Catz zegt dat hij na deze uiteenzetting een uitstekend
beeld van deze zaak heeft gekregen.
De heer Fischer merkt op, dat hij misschien niet namens alle le
den van de raad spreekt, maar dat ze achter het door de heer
Kraay gevoerde beleid staan en dat Keizer uitermate dankbaar mag
zijn over de wijze waarop het bestuur hem heeft behandeld.
Bij brief van 28 oktober werd door Mr. J.H. Jonker een beroep
schrift overgelegd, namens de heer De Wit, tegen het besluit van
het bestuur van 19 september 1974 om hem uit het lidmaatschap te
ontzetten.
Het slot van het beroepschrift luidt als volgt;
"De ondergetekende (A. de Wit) maakt in verband met het voren
staande ernstig bezwaar tegen het besluit van 19 september 1974
"van het bestuur waarbij hij zonder gegronde reden uit het lid
maatschap werd ontzet.
"De ondergetekende verzoekt om in de vergadering van de leden-
"raad als getuigen te horen de journalist H.R. Remmers en de
"contractspeler W. Suurbier.
"De ondergetekende verzoekt in verband hiermede de ledenraad
"conform artikel 13 van het huishoudelijk reglement het besluit
"van het bestuur van 19 september 1974 "te vernietigen."
Voorzitter Van Praag zegt dat de heer De Wit met medeweten van
de ledenraad reeds bij brief van 2 juli 1974 een waarschuwing had
gekregen in verband met zijn medewerking aan diverse interviews
en dat ook in de vergadering van 5 september 1974 reeds over de
zaak De Wit was gesproken. Het woord hierover wordt vervolgens
nog gevoerd door de leden Been, Fischer, Hordijk, Klok, Catz,
Van Wijk en Neefjes.
Besloten wordt de heer De Wit mede te delen:
dat hij vanzelfsprekend de gelegenheid krijgt zich te verdedigen
in de ledenraad waarin zijn beroep zal worden behandeld;